afkeurenswaardige wijze, personen met zaken is gaan verwarren en, door hartstocht verblind, zich in dezen gedragen heeft op een wijze, waarvan al de oneer, in stede van den heer de K. te treffen, op hem zelven nederkomt;
4e. hoe een later inzender in het Weekbl. van Voorne en Putten nu weder verkeerdelijk de Redactie van de N.B.C. een les leest, die zoo goed besteed geweest zou zijn, aan het adres van den Rotterdamschen Boekhandelaar. Een redactie is tot op zekere hoogte ontslagen van de verantwoording voor ingezonden stukken, die met den naam der schrijvers onderteekend zijn;
5e. hoe geheel onverdiend, blijkens de ondervinding, de beschuldiging van dezen laatsten inzender mag genoemd worden, als hij zegt: ‘dat geen enkel persoon meer zeker is, in dat blad niet te worden gehekeld.’ Met evenveel of liever met even weinig grond kon zulks beweerd worden van het Weekbl. van Voorne en Putten. Daarin kwam het even afkeurenswaardige artikel, ten opzichte van de heer de Hen voor;
6e. dat de verdere raadgeving, ten aanzien van de richting, die de N. Br. C. is toegedaan, te veel op algemeenheden berust, dan dat, dunkt mij, de Redactie er heel veel notitie van kan nemen, al wilde ze, wat ik overigens van haar wel verwacht. Mijns inziens is die richting vrijwel dezelfde gebleven; al wil ik daarmede niet elke uitdrukking verdedigen. Ik geloof echter, dat dergelijke gebreken, om ze nu eens zoo te noemen, bij elk blad zouden kunnen worden gevonden;
7e. dat het voor het lezend publiek zeker aangenaam zoude zijn, als de Redactie naar aanleiding van deze Multatuli-voordracht vooreerst in 't geheel geen stukken meer opnam, en de aandacht op nuttiger en aangenamer zaken vestigde.
Een Uwer Lezers.