Volledige werken. Deel 20. Brieven en dokumenten uit de jaren 1879-1880
(1989)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Mijnheer de Redacteur! Den Heer De Kanter te Brielle. De wensch, waarmede ik mijn vorig stuk eindigde, is niet verwezenlijkt. Geen toenadering is merkbaar. Ook ik trek niet ééne gedachte terug. Wat ik geschreven heb, staat geschreven. Nog een enkel woord slechts. Het zal den meesten der lezers van uw laatste stuk toeschijnen, alsof ik Multatuli groot heb willen maken ten koste van Jezus. Geenszins is dit het geval. Eene kleine opheldering dus nog voor U en voor mijne vrienden, met wie ik in de stille binnenkamer wel eens over zaken, den godsdienst betreffende, gesproken heb. Neen, ik heb niet getracht de waarde van den verheven Menschenzoon, die ons de schoonste zedenleer gaf en wiens hoofd juist dáárom nog na meer dan achttien eeuwen met een stralenkrans omringd is, te verkleinen ten voordeele van den grooten denker Multatuli. Neen, maar wat ik gezegd heb is dit: In elken hervormer bewonder ik den moed, waarmede hij zijne innigste overtuiging uitspreekt, bewonder ik den waarheidszin, die hem geheel en al bezielt. Hervormers vragen niet de ‘Hosanna's’, en zijn ook niet bang voor het ‘kruis hem’. Zij zijn mannen in den echtsten zin des woords en: wie man is, beeft of wanhoopt niet, maar valt of zegepraalt! Moeten wij hen daarin niet volgen? Moet niet de eenige partij, die wij dienen, die der waarheid zijn? Multatuli deed dat, toen hij ons een enkele maal mededeelde, wat hij gedaan heeft. Hij maakte dus geen jacht op effect. Waarom mag men niet op zich zelven wijzen, als dit te pas komt? Het kan immers anderen tot voorbeeld dienen. En waar gij, voortgaande in den trant van den Heer Rovers, zou gezegd hebben: ‘Gij, Moerman, mist de eigenschappen om iets van die verheven persoonlijkheid te kunnen begrijpen,’ och, daar zou ik U heel eenvoudig geantwoord hebben: ‘ik gevoel diep hoe ver ik nog van hem afsta; het is mijn streven naderbij hem te komen.’ Wat de uitlatingen betreft, die ge haast niet verzetten kondet, (ik vat zeer goed welke ge bedoelt) gaarne geef ik U de verzekering, dat het mij aangenaam zou zijn over deze eens mondeling met U van gedachten te kunnen wisselen. Kon ik beschikken, over wat mij nu ontbreekt, dan zou ik openhartig U mijne meening ook over deze punten in dit blad hebben gezegd. Nu deins ik terug voor wat Multatuli een kleine kleinigheid zou noemen. | |
[pagina 62]
| |
Ik maak mij over mijne tegenstanders volstrekt niet bang. Zooals uit bovenstaande opheldering blijkt, zal mijn vorig schrijven voor hen geen vreeselijk wapen worden om ons te verslaan. In 't minst niet. Dat wapen kan alleen gehanteerd worden door hen, die de waarheid bovenal beminnen en zulke strijders zijn in hunne gelederen niet te vinden. En hiermee ook mijn laatste woord. Of onze redenstrijd ook vruchten zal hebben gedragen? Ja! Die strijd zal zeker hebben medegewerkt tot vestiging van de aandacht, tot opwekking van belangstelling. Hoogachtend Uw dw. dienaar C. Moerman Jz. Tinte, Oostvoorne, 20/5 '79. |
|