[februari 1875
Brief van Multatuli aan Vosmaer]
Waarschijnlijk 6 februari 1875
Brief van Multatuli aan C. Vosmaer. Een enkel, een dubbel en een enkel velletje postpapier. (M.M.)
Bij haar derde eeuwfeest verleende de Rijksuniversiteit Leiden aan niet minder dan 48 binnen- en buitenlanders een eredoctoraat. Dat Multatuli zich gepasseerd voelde, blijkt ook uit zijn correspondentie met van Hall en Van der Linde. De dies-viering vond op dinsdag 9 februari plaats.
Het begin ontbreekt (....)
Nu, daarover zal ik met je overleggen. De heele zaak is me zuwider, my die met pleizier m'n eigen kiezen uittrek met 'n timmermans nyptang. Ik vind het trouwen vreeselyk gemeen, en vooral voor ons nu. 't Is net 'n désaveu van vorige meeningen. Maar... 't gewapend spook der Maatschappy is de sterkste, en ik erken dat het in ons eigen belang verstandigst is, toetegeven. 't Hindert me nu al dat sommigen me zullen pryzen over deugdzaamachtigheid. In godsnaam. Géén doctor in de letteren, maar gepromoveerd tot berouwhebbend zondaar.-
Ei, 't doctoraat in de letteren. Kyk, dat zit me in den krop. Jy weet beter dan ik wat de aanspraken waren van de benoemde heeren, en tevens wat het Publiek van de zaak zegt. De Veer in z'n verheven Nieuws - neen, de schryver van 'n ingezonden stuk, geloof ik - zegt allerdoucereust dat sommigen verwonderd zijn...
(Style Huet. O, nu ken ik 't kunstje. Men zegt niet: ‘est’ maar ‘nonnulli dicunt’.)
...verwonderd dan, dat Potgieter en Hofdyk niet onder de laureaten zyn. Ik kan waarlyk niet beoordeelen inhoever die ‘sommigen’ gelyk hebben in hun verwondering. Noch van Hofdyk, noch van Potgieter heb ik veel gelezen. Neen, van beiden heb ik weinig gelezen. Maar van de andere bekroonden weet ik evenmin iets. Om op de hun toegekende onderscheiding iets aftedingen, zou ik me moeten beroepen op een myner atheistische argumenten: ‘er is geen god, want àls-i er was, moest ik 't weten, dunkt me.’
Heelemaal gaat deze vergelyking alweer niet op. Een god die zich schuil houdt voor my, 'n denkend wezen toch, is géén god. Maar wél kunnen de verdiensten van de bekroonde heeren bestaan, zonder dat die verdiensten my bekend zyn.