Volledige werken. Deel 17. Brieven en dokumenten uit de jaren 1874-1875
(1986)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdPotgieterDe richting, waarin Potgieter zich op letterkundig gebied bewoog, was een zuiver artistieke. Dit wil niet zeggen, dat zedelijkheid, vaderlandsliefde, godsdienst bij hem niet tot hun recht kwamen, maar op den voorgrond stond in elk tijdperk van zijn leven, zelfs bij toeneming naarmate hij ouder werd, de Kunst. Busken Huët heeft 't voortreffelijk aangeduid in dezen volzin: ‘Men zal den bundel zijner gedichten nergens kunnen opslaan, zonder zich | |
[pagina 328]
| |
gedrongen te zien tot de erkentenis, dat zulke poëzie in zichzelve een reden van bestaan heeft.’ Dit verklaart dan ook het feit, door den warmsten onder zijn vereerders gaarne erkend, dat Potgieter nooit populair geweest is en dit wellicht nooit worden zal. 't Komt niet in ons op, hem of het publiek hiervan een verwijt te maken. Van hem mocht niet verwacht worden, dat hij zijn natuur geweld zou aan doen, en van het publiek is niet te vorderen, dat het lief zal hebben... wat 't niet begrijpt. Onze dichter vertoefde 't liefst in zijn atelier. Aan zijn meesterstuk Florence heeft hij drie jaar lang gebeiteld. Het genot voor hen, die geacht mogen worden zijn eigenaardig talent te kunnen waardeeren, bestaat vooral in het gadeslaan van de manier waarop hij werkte. Van daar, dat hij zijne Twee zusters onafgewerkt kon laten, zonder dat iemand ooit den moed had hem hiervan rekenschap te vragen. Ook de torso's van zijn hand waren meesterwerken. (....) Everhard Johannes Potgieter werd den 27sten Juni 1808 te Zwolle geboren, waar zijn vader lakenhandelaar was. Hij ontving zijn opleiding op de school van 't Nut, waar de bekende Ter Pelkwijk aan 't hoofd stond en voorts op de Fransche school. In 1828 zond hij uit Antwerpen, waar hij op een handelskantoor werkzaam was, zijn eerste dichtproeve in 't licht en wel door bemiddeling van den uitgever van den Ned. Muzenalmanak, waarin hij later nog enkele bijdragen geleverd heeft. In België stond hij in vriendschappelijke betrekking met Willems, gelijk later, vooral nadat hij zich te Amsterdam gevestigd had, met B. Klijn, Drost, Heije, Bakhuizen van den Brink, om van anderen niet te spreken. Aan zijn reis naar Zweden in 1831 ondernomen voor handelszaken, danken wij zijn voortreffelijk werk Het Noorden. In 1833 vestigde hij zich voor goed te Amsterdam, waar hij tot zijn dood een deftige plaats onder den handelsstand heeft bekleed. Hij bleef ongehuwd. Van zijne letterkundige werkzaamheid vermelden wij nog onder en behalve de boven reeds genoemde de Liedekens van Bontekoe en menige proeven van vertaling, zooals o.a. van de schetsen van Leigh Hunt. |
|