wat verkeerd is, waar ook, verdient afkeuring. Maar het oog sluiten voor wat goed en uitmuntend zelfs is, dat is vooral niet minder verkeerd, en ik vrees dat dr. v. Vl. dit ten aanzien van Multatuli in de hand zou werken. Kende iedereen M., zooals wenschelijk is, dan zou de opmerking, die dr. v. Vl. maakt, geen kwaad kunnen doen. Dr. v. Vl. zegt dat hij er geen reden toe ziet om M. tot in 't belachelijke te gaan verheffen. Dat heeft ook niemand van den heer v. Vl. verlangd, en ik kan niet inzien, dat de opmerking hier tot iets anders dient dan als inleiding voor een hatelijkheid, aan het adres van M. over belachelijke en ongerijmde zelfverheffing.
Een man als Multatuli, wij weten het alle, staat in vele opzichten verre boven het peil der gewone menschen, en het zou ongerijmd wezen te veronderstellen, dat zoo iets hem onbekend is. Hij weet beter dan een van ons hoe hij door regeering en volk behandeld is. Waar M. over die zaken spreekt, zegt hij precies, wat hij er over denkt, terwijl de algemeene gewoonte is om ten aanzien van zich zelven anders te spreken dan men denkt. Nu zou men kunnen zeggen: het is beter te zwijgen dan in zulk een geval de waarheid te zeggen, maar ik kan het wenschelijke of noodzakelijke daarvan niet inzien. En ik kan ook in de verste verte niet inzien, dat M. in 't algemeen geneigd zou zijn, zich zelven hooger te stellen dan hij verdient, zoodat ik geen belachelijkheid kan ontdekken en geen grootspraak, in den gewonen zin van 't woord.
Wat de studie van Vosmaer betreft, deze heeft op eenige zaken gewezen, welke M. zag voordat een ander er aan dacht. Maar dat zijn feiten, waar niets tegen te zeggen valt. Overigens ligt niet daar het hoofddoel van het werkje van Vosmaer; hij heeft dit zelf duidelijk genoeg en naar waarheid aangewezen. Zijn doel was er toe bij te dragen, dat M. beter gekend en gewaardeerd worde als dichter, en dus ook als mensch. Waar hij meende te moeten afkeuren, is het gebeurd, al doet hij het op een geheel andere wijze als Dr. v. Vl. Ik houd dan ook de studie van Vosmaer zeer geschikt voor het doel, waarmee ze geschreven is. De kunstenaar is hier beoordeeld door den kunstenaar.
Bij het schrijven van deze opmerkingen verlies ik niet uit het oog, dat het vermetel is mijn oordeel te stellen tegenover dat van dr. v. Vl. Maar dit is hier mijns inziens ook niet de kwestie. Het blijkt