bruiken en ervan halen, wat ervan te halen is. Uw - zeer gegronde! - aanmerkingen op de ‘zweerdery’ zal weer vele halfdenkers doen uitzien naar 'n protestanterig, liberalistisch uitwegje. Ik zeg: ‘zoo lang je 'r 'n God op na houdt, zweer tot je groen en geel wordt. Dit hoort by de zaak.’
In den grond zyn we 't geheel eens, maar m'n behandelingswys is eenigszins anders, ('t geen niet bewyst, dat ze beter is, o neen!) Ik b.v. neem 't een minister kwalyk, dat-i God overslaat in z'n troonpraatjes. Hy moet, óf ons gelyk geven (en 't budget van Eeredienst afschaffen) óf z'n God aanhangen, tot er de versuffing op volgt! Ik vind iemand, die beweert ónze inzichten te deelen en toch aan z'n God blyft gelooven, een slechte kerel. Als ik in God geloofde (of aan God, hoe heet het?) zou ik 't doodzonde achten, iets toe te geven. Dat is lafhartige huichelarij! - Juist, juist, juist is uw minachting voor 't logisch standpunt van 'n Doedes met z'n ‘veiligheids-argument.’ Ook ik vond dat zoo armzalig!
Hé, 'n vraag: zoudt gy geen lust hebben, Doedes' miserabel boekje te weerleggen? Me dunkt, dat dit goed zou doen. Wat my betreft, ik deed het graag, maar voel me belemmerd door z'n poging om me dood te zwygen. Al wat ik zeg, zou sommigen klinken als: ‘hei daar ik ben er ook’! En 't is waar, dat ik het land heb over dat professoraal behandelen van Büchner, een duitsche trompetter, terwyl hy zich aanstelt, alsof i van my niets weet. Een klacht hierover uit uw mond (als in uw stuk nu) is gepast. Uit den mynen geeft ze Doedes meer gewicht dan hem toekomt en ik verschaf hem de al te gunstige gelegenheid of om niet te antwoorden óf om te zeggen: ‘ei, kyk, hy wou zoo graag, dat ik over hem sprak’! Dit laatste nu is de waarheid, maar ik heb liever, dat 'n ander ze zegt, dan dat ikzelf weer klagen moet.
Een flinke logische weerlegging van Doedes' prul zou goed doen, meen ik. Mocht ge 'r lust in hebben, dan raad ik u aan te beginnen met de opmerking, hoe vreemd het is, dat in 1874, nadat God reeds zoo lang gewurmd en gesjouwd heeft met allerlei werk en bezwaar, met wereldscheppen, duivel-bestryden, deugd-beloonen, zoon-zenden, geschiedenis-regelen, wierook-opsnuiven etc, etc. een tournooi by te wonen van ‘geleerden’ over de vraag: ‘of hy bestaat?’ Het moet voor zoo'n God heel verdrietig zyn, zulke vraagstukken opgeworpen te zien en zeker is hy jaloersch op u op