heeft. Roorda's woord is 'n rots. Maar... (ik breek af, omdat ik weer iets op U wilde aanmerken, en daarin nu geen lust heb. Ik lyk wel 'n kathechizeermeester.-
Och, geef U als de tyd het U toelaat, de moeite te reconstrueeren wat ge verscheurt hebt! Ik studeer in gemoedsgeschiedenissen. Op dit oogenblik lees ik voor den 3n of 4n maal Rousseau, en ik wou me wel voor 't hoofd slaan, omdat me blykt (schynt te blyken?) dat ik vroeger zoo slecht las! Ik stel hem veel lager dan-i in m'n herinnering geplaatst was, en wel
als mensch, |
als wysgeer of denker, |
als schryver. (Hy, ‘le premier prosateur de France?’- |
Nu, ik studeer in zulke dingen, en ge doet me dienst door me bydragen te leveren. Meen niet dat het my om nieuwtjes of kroniek (al dan niet scandaleus) te doen is. Neen, de geschiedenis van 't gemoed! Dat daarby feiten en gebeurtenissen niet onvermeld kunnen blyven, weet ik wel, maar niet dáárom is't my te doen. - Uw plan omtrent de J.N.M. is loyaal. Goed, wacht op den herdruk van Havelaar. Daarby zal ik waarschynlyk eenige nootjes voegen die u dienen kunnen by de interpellatie.-
Dat de tegenwoordige hoofdleiders niet weten - neen, zwygen kan 'n daad zyn. Wie over de verwydering en 't gebruik van meststoffen schryft, zonder Liernur te noemen, liegt opzettelyk. Je ne sors pas de là! Nu, ik zal dit later uitvoeriger behandelen óf in de Noten op Havelaar, óf in brieven aan U. Hoofdzaak voor my is op 't oogenblik de vreugd dat ge waarheid zoekt. Ik was zoo bang dat ge boos waart. Juist dezer dagen had ik 'n gelyke ondervinding met feringa. Ik had erg geprutteld over z'n citeer geschryf ('n kanker in onze litteratuur! Profr Quack kan er ook wat meê!) en zie, hy antwoordt heel fideel. Dat doet me zoo goed!-
O, by beter lezen van Uw brief, zie ik dat ik me vergiste. Er is geen brief zoek, maar ge betreurt het niet ontvangen van m'n verscheurde schryvery van dien Zondag. Nu, dat was 'n langdradige verhandeling over de plichten van 'n publicist. En - ik bracht daarby wel degelyk uw gezin en maatschappelyk standpunt in rekening. Er kwam in voor: ‘Uw vrouw gaf U 't jawoord niet, in de meening dat ge haar zoudt blootstellen aan martelary.! & ‘Zal de schryver van 'n ingezonden stuk U Uw betrekking weer-