[3 januari 1862
Brief van Multatuli aan d'Ablaing]
3 januari 1862
Brief van Multatuli aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg. Dubbel velletje postpapier, tot boven aan de derde bladzijde beschreven. Een gedeelte van het papier ontbreekt, zonder verlies van tekst. (M.M.) Met Fancy, reeds begonnen in de eerste helft van 1860, wordt het verhaal van Woutertje Pieterse bedoeld. Na de plannen met Nijgh en met Günst, vormt dit plan met Meijer minstens de derde poging tot publikatie. Het verscheen tenslotte in de eerste bundel ‘Ideën’, vanaf nr. 362.
Vrijdag 3.
Beste d'ablaing! Denk niet dat ik lui ben, ik heb copy genoeg. Maar gister bij van Gend vernam ik dat ze maar eens per dag expedieren, namelijk 's avonds (laaste trein naar Antwerpen) toen nam ik mijn pakje weêr meê en gister avond ben ik te laat gekomen. 't Gaat nu heden avond bijtijds. Ik heb genoeg.
- En parenth: Zijt ge bij machte ook de fancy uittegeven. Maar dan zal ik U het heele eerste deel te gelijk zenden. Of moet het, voor ge begint, geheel af zijn. Ik vrees echter dat ik niet altijd loisir zal hebben om voorttewerken, en dat zou verdrietig zijn. Hebt gij bestellingen op Vrijen arbeid? Zeg me of ik goed schrijf ik weet het niet. Groet uw vrouw en Sietske. Adieu.
Vergeet niet mij een dubbel Ex. proef te zenden, dan houd ik een om natezien.
Verzoek Broens mij niet kwalijk te nemen, dat ik zoo laag neerval op de holl: kranten. Ik denk dat hij 't wel met me eens wezen zal.
- Bestaat de mogelijkheid om door 't uitgeven van 't eerste deel der fancy wat gaauwer geld te krijgen, zoodat ik leven kan om 't 2e en 3e te schrijven.
Ik vrees neen, en dan is 't onnut, en ik wacht tot het af is. Maar dat is ook weêr moeijelijk, wijl ik zonder geld 't niet af maken kan. 't Is de historie van wolf, schaap & kool over de rivier; 't past nooit.
Is dat goed?
Als ik een maand of wat rust had, geloof ik wel dat de fancy wat zou opbrengen.