Brieven en dokumenten
[1 januari 1862
Brief van Multatuli aan d'Ablaing]
1 januari 1862
Brief van Multatuli aan R.C. d'Ablaing van Giessenburg.
Enkel vel papier, tot het midden van de keerzijde beschreven.(M.M.) Uit het ‘Nieuw Amsterdamsch Handels- en Effectenblad’ heeft Multatuli op blz. 36-38 van zijn ‘Vrije Arbeid’ een gedeelte geciteerd.
Waarde d'Ablaing! Ik zend U maar weinig, omdat - omdat - enfin, ik werk moeijelijk.
Laat s.v.p. halen 't ‘H. & Eff.-blad’ van 6 December en voeg dat bij de copy.
Wees zoo goed mij twee proeven te zenden, dan houd ik er een. Dus s.v.p. eene revisie van blad een.
Uwe beschouwingen over bluf enz. beaam ik geheel, vooral nu, nu ik voel dat ik moeijelijk werk en dus Uw bluf te schande maken zou. Ik ben als iemand die zwemt met een zwaar gewigt aan 't been. Vóór ik zitten ga moet ik alle soms zeer nijpende omstandigheden die mij omgeven, met geweld uit mijn gedachten zetten, en dat breekt zoo de élans van den geest.
Adieu, wij groeten U en uwe vrouw hartelijk. Zeg aan Siet dat ik geen loisir heb, maar dat E. haar schrijven zal.
Kassian. Mijn beste jongen is vandaag jarig, 8 jaar! Adieu tt.
DD.
Neen, zend mij geen brochures, tenzij ze mij personeel betreffen, anders niet. Wel zou ik graag wat lezen over de Minnebrieven. Van Gunst hoor ik niets. heeft de Gids nog niets gezegd. Ik ben 't eens met de Middelburger Courant die beweerde dat men niet durft, omdat de tijd nog niet gekomen is. En toch, zoo lang na Voltaire, - na Meslier! Maar men is weer achteruit gegaan sedert die dagen, dat is waar.
't best zal wezen, na de tegenw: brochure iets anders (periodieks) optezetten, want daarvoor deugt nu de titel niet.