genoeg te maken tot het herstellen van mijne positie die ik door dat stuk verschrikkelijk geébrêcheerd vind. De slotsom was telkens dat ik wachten wilde tot ik iets van den uitslag hoorde om daarna te bepalen wat ik doen moest. Ronduit gezegd is de zaak zóó: de Som moest beslissen of het de moeite waard was mij zóó ten toon te stellen!
Het kost mij veel dit te erkennen voor mijzelf en ook om 't U te schrijven maar ik tracht dat degoutante idee te palliëren met de bedenking dat ik als de bedelpartij genoeg opbragt om mij in staat te stellen eenigen tijd rustig te werken, dan in staat zou zijn (of beproeven althans) om de breuk te heelen die ik voel.
Enfin, ik wachtte - en tot nog toe doe ik niet anders dan wachten.
Ook 't schrijven aan Broens viel mij moeijelijk. Wat hij deed, deed hij uit welwillendheid, en ik zag er tegen op hem te zeggen dat de heele zaak mij repugneerde. Eene schitterende uitslag alleen had het kunnen goedmaken.
Nu vraag ik U wat ge er van denkt? Sietske schrijft mij: ‘M. heeft U zeker geschreven over dien hartelijken brief van dien Heer uit 's-Hertogenbosch?’ Maar zegt ze er bij, de sympathie met Uwe zaak moet algemeener worden etc.’ Dit moet ze van U hebben, en 't is mij dus een indice dat de uitslag van Hagios' brochure onbevredigend is: Schrijf mij s.v.p. wat ge er van weet en of ge mij raadt aan Broens zelf te schrijven. Ik zie er tegen op.
-Ik woû zoo graag bij U uitgeven, doch zou om te kunnen arbeiden een home moeten hebben, met wat zekerheid het te behouden. O, had men mij daartoe in staat gesteld!
Tot mijne groote verwondering heeft Sietske mij geschreven dat Uw kindje gestorven is. Ik had namelijk begrepen dat het niet geleefd had. In godsnaam!
Wij zijn wel. Sietske schrijft heel hartelijk en dankbaar over U. Adieu, groet Uwe vrouw en Uwe moeder.
Uw vriend,
D.D.
Hoe zijn de voorletters van Broens?
Ik beweer nog dat het goed zou gaan als ik bij U uitgevende, elke week een paar vel leverde, als ik maar kans zag een half jaar te leven. Dat 's een vervloekt ding. -