M.W. Luber Jr, als Procureur van den Gedaagde zegt dat
Aangezien de Gedaagde in het begin der maand January 1800 Zestig van den Eischer den eigendom heeft overgenomen van het copijregt over het door den Eischer geschreven werk getiteld: ‘Max Havelaar of de Koffijveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij door Multatuli,’ onder beding, dat de Gedaagde aan den Eischer zou uitkeeren in Zes maandelijksche termijnen eene som van Twaalf Honderd Gulden.
Aangezien de afstand bewezen wordt door een door den Eischer onderteekend en behoorlijk geregistreerd stuk van den Vijf en Twintigsten January 1800 Zestig en daarenboven even zeer als de ontvangst der Twaalf Honderd Gulden erkend wordt bij dagvaarding en conclusie van Eisch.
Aangezien de bedoeling van dien afstand om den eigendom van het copijregt aan den Gedaagde over te dragen nog nader blijkt uit eene behoorlijk geregistreerde missive van Zeven April 1800 Zestig, waarin de Eischer schrijft ‘Het boek behoort U, mag ik het vertalen?
Aangezien de bewering waarop de Eisch steunt, dat de Gedaagde ten behoeve van hem Eischer en alzoo als zijn lasthebber zou hebben op zich genomen de uitgave te bezorgen van gemeld werk met het aangevoerde in lijnregten strijd en onwaar is
Aangezien wel de zedelijke verpligting op den Gedaagde rustte, om niettegenstaande hij eenige regthebbende en eigenaar van het werk geworden was den Eischer als schrijver er van bij het bezorgen der uitgave te raadplegen en zijne redelijke wenschen op te volgen, zoo als dan ook met volle goedkeuring van den Eischer met betrekking tot de bepaling van uitgever, wijze van uitgave en veranderingen in den tekst die thans verminkingen heeten geschied is
Aangezien eerst tegen het verschijnen van de tweede uitgave van gemeld werk, toen Gedaagde niet konde en wilde toegeven aan een onredelijken wensch van den Eischer die hem tot op dat oogenblik steeds hoogst dankbaar was geweest voor alles wat hij met betrekking tot gemeld werk verrigt had de Eischer de geheel ongegronde bewering is gaan voeren, dat de Gedaagde niet zou zijn eigenaar van gemeld werk, als lasthebber zou gehandeld hebben en in regten rekenpligtig zou zijn jegens den Eischer