leerd was, zoude J.v.L. erkennen, dat hij den Hr. D.R. misleid had, toen hij zich bij hem voordeed als eigenaar van 't boek: - welk laatste hij doen moest, dewijl anders de R. niet gedrukt had. De Hr. D.R. heeft, in de overtuiging, dat de Hr. vL. eigenaar was en dus recht had om te verkoopen, 't boek van dezen gekocht, en is er op wettige wijze eigenaar van geworden. J.v.L. is dus geen eigenaar meer en kan den Hr D R. niet dwingen op deze of gene manier uit te geven, veel min eenige uitgave verbieden.
Rekening en Verantwoording aan den Hr. E.D.D. te doen komt niet te pas, noch van wege den Hr. D.R. die met hem niet gekontrakteerd heeft, noch van wege J.v.L. die volgens de insinuatie zelve f 1200 voor 't kopyregt betaald heeft. Er is dus ook nimmer sprake van zoodanige Rek. en Verantw. geweest.
Er is in het subtenu van den Heer D. Dekker een zonderlinge kontradiktie. Hij beschuldigt mij aan de eene zijde, dat ik mij ten zijnen koste verrijke en aan de andere, dat ik de verkoop van het boek tegenwerk. Dit laatste kan toch nimmer een middel voor mij zijn om mij te verrijken.