[16 juni 1860
Brief van Multatuli aan Tine]
* 16 juni 1860
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven IV, blz.64; Brieven WB IV, blz. 63). Het bedoelde briefje aan Duymaer van Twist is niet teruggevonden, maar in de hierop volgende brief van Multatuli aan Van Lennep in eigenhandig afschrift bewaard gebleven. Voor de kwestie zelf zie men de Bijlage na april 1838. Over een ontmoeting van Multatuli met Lindo en Robidé van der Aa noteerde Mimi een verhaal op 22 maart 1877. Over de ‘makelaar’: zie Volledige Werken deel V, blz, 365.
Rotterdam, 16 Juni 1860.
Beste hart! Veel goeds. Ge begrijpt dat ik nog geen uitslag weet, maar men is dol over M.H. Ronduit gezegd, ik heb nooit zulk een effekt gezien. Vreemden hebben mij aangesproken.
Begrijp eens Jan is hier, en alles heel wel. God geve dat het zoo blijft. Hij is verrukt over het effekt van Max, en spreekt er gedurig van. Kortom het is het nieuws van den dag. Hoe vind je dat, beste Tine?
Ik kan je vandaag nog niet alles uitleggen, en schrijf maar te hooi en te gras.
Nijgh, de boekverkooper, en de redacteuren van de Rotterdamsche Courant hebben mij ontvangen met hartelijkheid. Ik heb aan van Prehm geschreven, en hem verzocht om hier te komen, hij zal 't wel doen. Van avond ga ik met Jan naar de comedie en daarom schrijf ik je haastig. Ik hoop je morgen geld te zenden. Allen zijn boos of houden zich boos op het slot van Max Havelaar. Maar het boek zelf maakt fureur. Poolman zeide: ‘gij hebt alle vrouwen op uw hand, mijn dochter heeft geschreid bij Saïdjah's wachten onder dien boom.’
Kortom alles gaat beter dan ik konde denken. Schrijf mij hotel Weimer, Rotterdam.
Hartje, heb je mijn brief van de station voor mijn vertrek? En van gister avond? Ik had zoo'n hoofdpijn van Poolman die zoo gezanikt heeft. Hij liet me niet los. Ik schrijf je nu haastig om Jan die bij mij is, anders schreef ik uitvoerig. Ik heb een briefje aan Duijmaer van Twist geschreven. Kort en krachtig. Er is namelijk verteld dat hij mij van den winter onderhouden had. Dat breng ik even teregt, en aan Poolman, die mij die aardigheid meedeelde, heb ik den brief ter inzage gezonden.