De dichtkunst(1698)–Anna Morian– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Ter verjaring van Mejuffrou M.D.S. Den 2den van Lentemaand, 1693. 'K Laat andere u op dezen dag beschenken Met bloem en zyde, of wat tot cieraad strekt. Myn Geest, zoo dof en treurig, opgewekt, Weet nu niet fraais en geestigs te bedenken. Ook is myn vreugd en digtlust schier vergaan, Door oorlogslot en rampen, die ons dringen; 'K ben onbekwaam naar waarde uw lof te zingen; En hef dan liefst myn toon met wenschen aan. 'K zal ook op uw' geboortedag vergeten De vleiery, met al haar ydelheid. Uw schone geest in hoger stoffen weid, Niet meer zoo laag in d' aardschen slyk gezeeten. Hoor dan myn wensch, o brave Margariet, Gevalt het u, en leen uw gunstige ooren, Dees dag moet van geen droeve rampspoed horen; Dees vreugd zy nooit doormengeld met verdriet. 'K wensch, dat gy wort uit 's hemels schoot beschonken Met eenen stroom van zegen en geluk Dat u nooit ziekte en kwynend onheil drukk', En dat uw staat in voorspoed zy doordronken. 'K wensch, dat dees dag nog dikmaals wederkeer', [pagina 84] [p. 84] En u ontmoete in nieuwen glans en luister, Geen donk're wolk uw vrolyk ligt verduister', Geen bitse nyd nog oorlogsramp u deer'. Uw jaardag zy veel blyder en geruster De naaste reis, en zie ons Neêrland vry Van Fransch geweld, en vreemde dwinglandy, 'K wensch, dat uw deugd aan broeders en aan zuster Een voorbeeld strekke, o vaders oudste kroost, En datme u nog na vele zonnekringen, Op dezen dag een jaardigt toe mag zingen, Uw braaf geslagt tot glory, vreugd en troost. Tot datge eenmaal, in 't heir der zaal'ge zielen Gewasschen in de zuivre levensbron, Verligt van d' ongeschape hemelzon, Voor Jesus troon hier boven nêer zult knielen, Om eeuwig met een onvermoeide stem Te zingen, in de rang der Cherubynen, Die hemeltoon, daar d' and're voor verdwynen, In 't heilryk onbevlekt Jeruzalem: Daar 't oorlogsdier zyn tanden nooit zal wetten, Nog woeden tegen Salems burgery, Daar d' eeuwigheid, van 't wisselbare vry, Geen jaargety zyn merkpaal meer zal zetten. Zoo eindige ik myn wensch en jaargedigt, O Margareet, kom dog myn laage toonen, Door uw verstand en gunstig hert verschonen, 'K heb maar beoogd opregte liefde en pligt. Vorige Volgende