Aan P.M. Op zyn volbragte belofte.
O Broeder, doe ik myn gezigt,
Aandagtig sloeg op uw gedigt;
Wierd ik bewogen weêr te schryven.
Uw zanglust, die nog eerst begon,
En my haar toon liet hooren, kon
Van my niet onbeantwoord blyven.
Vrees niet, dat ik uw werk bespott';
Uw doen verdiend een beter lot,
't Is roemens, en noit spottens waardig.
Ik eisch van u geen digters kunst,
In broeders agt ik meer de gunst,
En 't hart, tot heilige aandagt vaardig.
En ydel brein en wereldsch mensch,
Steld al zyn vreugd en grootsten wensch
In 't geen hy meest behoort te vlugten,
Hy mind de wereld en haar lust,
En zoekt in goud of grootsheid rust,
Daar 't meest de ziel doet eeuwig zugten.
Maar een, die hooger is geleerd,
Een ziel, die d' ydelheid braveerd,
In Jesus kruisschool opgetogen.
Word van een beter drift geleid,
En, hoe de wereld dreigd of vleid,
Zy zietze rustig onder oogen.
| |
Zy agt het voor haar grootste stof
Van blydschap, alsze mag Gods lof
Ontvouwen, en zich nederbuigen
In ootmoed voor zyn Majesteit,
Om zyn almogende eeuwigheid
En haar geringheid te betuigen.
Zoo is een ziel, die Jesus kend,
Die zig met liefde aan hem gewent,
In 't houden van zyn woord en wegen.
Wenscht gy met my dien zaal'gen staat,
En vindge by uw zelf geen raad,
Zoek God, hy laat ons nooit verlegen.
Leer maar eens, los van 't aardsch gewoel,
Den hemel stellen tot een doel
Van uw begeerte en zielsverlangen;
En zoo de wereld u bespot,
Veragt ze weer, maar blyf aan God
Met onverzetbrê liefde hangen.
Hy is de beste en grootste Heer;
Verliestge wellust, goud of eer,
Om hem en zyn genâ te vinden,
Hy is een algenoegzaam goed,
En blyft in voor en tegenspoed
Aan zyn geliefde en kruisgezinden
Een levensbron, wiens kragt nooit sterft,
Een duurzaam goed, dat nooit verderft,
Een sterkte, die niet word bewogen,
Een blydschap, die nooit van hun scheid,
Een ligt, dat schynt in eeuwigheid,
Van zwerk nog wolken overtogen.
O broêr! hoe zalig is hy dan,
Die regt zig zelf verzaken kan,
Die zonden dood, om God te leeven,
En breekt het juk der slaverny
Van d' ouwden mensch, om, eenmaal vry,
Zig heel in Jesus dienst te geven.
| |
Hy, die tot in alle eeuwen leeft,
Die alle schepsels 't wezen geeft,
En door wiens kragt de rotsen breken,
Schenke ons een rein en buigzaam hart,
Een' geest, die 's vyands aanval tart.
Zyn kragt bewaart ons onbezweken.
|
|