Fragment uit ‘Veren voor de Piai’
[...] Felanti's plan was gereed. Achttien mannen en vijf vrouwen hadden besloten hem te volgen naar de vrijheid. Er was afgesproken over drie nachten, als de hemel zonder maan zou zijn, samen te komen op de tabaksvelden, om dan onder leiding van Felanti de weg te zoeken naar de Marrondorpen.
Het plan was eigenlijk heel eenvoudig. Felanti had begrepen dat niet meer slaven wilden weglopen, omdat zij het risico weer opgepakt te worden te groot vonden.
Eerdere weglopers had Eliah altijd verwoed laten najagen en het was vaker voorgekomen dat men hen uitgeput, zwervend in de jungle rond de plantage, had teruggevonden.
Eliah kende geen genade voor deze armzalige lieden. Hun billen werden tot bloedens toe gezweept en ingesmeerd met brandend citroenzuur.
Daarna werden zij in de boeien geslagen en opgesloten in een smerig hok totdat hun nieuwe meester hen kwam ophalen, want het was Eliahs gewoonte teruggevonden slaven zo snel mogelijk door te verkopen, het liefst aan de meesters die door de slaven om hun wreedheid werden gevreesd.
Sijone was nog niet op de hoogte van het complot. Sinds ze haar congé had gekregen als keukenmeid, zag Felanti haar niet meer dagelijks. George had hem altijd wel nodig om een of ander karweitje op te knappen en hij hield er niet van als Felanti, zoals hij dat noemde ‘rondlummelde’ in het slavendorp.
Maar vandaag was George er niet. Hij was met zijn meester naar een plantage in de buurt uitgevaren. Hij moest toezicht houden op de roeiers, terwijl Eliah met zijn dochter, schoonzoon en een van de militairen, die niet zo lang geleden het gastenverblijf achter de planterswoning hadden betrokken, de sabbatdienst bijwoonden.