Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdMinos,zoon van Europa en Zeus, werd opgevoed aan het hof van Asterion (of Asterios), koning van Kreta. Hij geraakte met zijn broers Rhadamanthys en Sarpedon in een twist, zodra hij na het overlijden van Asterion het koningschap voor zich alleen opeiste. De twist werd in zijn voordeel beslecht, toen hij zich erop het voorstaan dat de goden hem desgevraagd een waardevol offerdier ter beschikking zouden stellen en Poseidon daarop een schitterende stier uit zee deed oprijzen. Hij haalde zich echter de woede van Poseidon op de hals door het dier niet te offeren maar in zijn kudde in te lijven. Poseidon maakte het dier dol (het zou later door »Herakles worden gevangen, maar pas door Theseus gedood) en gaf bovendien Pasiphaë, de echtgenote van Minos, een tegennatuurlijke liefde in jegens het dier. Minos' architect »Daidalos ontwikkelde een apparaat in de vorm van een koe waarin Pasiphaë plaats kon nemen om zodoende met de stier gemeenschap te hebben. Uit deze verhouding werd de Minotauros geboren: een mensenverslindend monster, met de romp en ledematen van een mens en de kop van een stier, dat werd opgeborgen in het door dezelfde Daidalos ontworpen Labyrint. Minos wordt een groot aantal liefdesverhoudingen toegeschreven, met vrouwen maar ook met knapen en mannen. Volgens sommigen, onder wie Aristoteles, zou hij de pederastie hebben uitgevonden. Laat-antieke auteurs melden vriendschappen met Theseus en Ganymedes. Het meisje Britomartis, door hem nagezeten, zou zich in zee hebben gestort, liever dan zich aan hem te geven. Deze relaties ergerden zijn vrouw Pasiphaë zodanig dat ze hem met een vloek sloeg of hem een gif toediende waardoor alle vrouwen die met hem gemeenschap hadden, omkwamen. Hij werd hiervan bevrijd door de Atheense koningsdochter Prokris, die hem een tegengif verschafte. De machtige Minos legde aan Athene de verplichting op jaarlijks zeven jongens en zeven meisjes te leveren om te worden geofferd aan de Minotauros. Daaraan kwam een eind toen »Theseus, geholpen door Minos' dochter Ariadne, met het monster afrekende. Megara, waar Nisos regeerde, veroverde hij met de hulp van diens dochter Scylla die, verliefd op Minos, bij haar vader een purperen haarlok afknipte die de stad had beschermd tegen vreemde heerschappij. Minos walgde zo van deze daad dat hij haar verdronk of tot zelfmoord dwong. De naam Minos zou oorspronkelijk heerser/koning betekenen. Minos staat niet alleen te boek als een machtig maar ook als een wijs koning. Zijn excellente wetgeving zou hem rechtstreeks zijn ingegeven door Zeus, van wie hij eens per negen jaar aanwijzingen verkreeg. Zijn reputatie van wijs koning verklaart wellicht dat hij samen met zijn broer Rhadamantys en met Aiakos (de vader van Telamon en Peleus, en daarmee de grootvader van Achilleus) wordt genoemd als rechter over de schimmen die in het dodenrijk arriveren.
Met name het Theseus-verhaal is waarschijnlijk een reminiscentie aan de dominerende positie van Kreta in het gebied van de Egeïsche Zee in de loop van het tweede millen- | |
[pagina 194]
| |
Daidalos biedt aan Minos' vrouw Pasiphaë de kunstkoe aan, midden 2e eeuw n.C., Romeins marmeren reliëf, 175 cm hoog. Palazzo Spada, Rome.
| |
[pagina 195]
| |
nium v.C. De toen bloeiende cultuur van Kreta wordt thans wel aangeduid als de ‘Minoïsche’ cultuur. De gegevens over Minos zijn verspreid aan te treffen bij mythografen als Diodoros en Pausanias en historici als Ploutarchos en Herodotos. In afbeeldingen speelt hij zelden een rol op het eerste plan. Zijn functie als rechter in de onderwereld wordt tot uitdrukking gebracht in een schildering op de gevel van een graf in Vergina (Macedonië) uit het einde van de 4e eeuw v.C., waarop hij samen met Rhadamantys, Hermes en de overledene staat afgebeeld. In de post-klassieke kunsten doet Minos zijn intrede in Dantes Divina commedia: in de Hel (Inferno) wijst Minos op grond van zijn kennis van de zonden de zielen een plaats toe in een van de hellecirkels. Na de eerste behandelingen door Boccaccio in zijn De casibus virorum illustrium ca. 1365 en door Lydgate in The Fall of Princes ca. 1435, duikt het verhaal van Minos en Scylla incidenteel op in de literatuur. Het verhaal rond Britomartis is mogelijk het onderwerp van een fresco ca. 1511 van Sebastiano del Piombo in de Villa Farnesina te Rome, en is het in ieder geval van enkele 16e-eeuwse tapijten, ontworpen door kunstenaars uit de School van Fontainebleau. Tekeningen met Minos van Blake 1824-27 en Rauschenberg 1959-60 zijn illustraties bij Dantes Divina Commedia. |
|