Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
(1995)–Eric M. Moormann, Wilfried Uitterhoeve– Auteursrechtelijk beschermdDaidalos & Ikaros,vader en zoon, telgen uit het koninklijk huis van. Athene. Daidalos, een gereputeerde architect, beeldhouwer en constructeur, doodde uit jaloezie zijn als uitvinder en constructeur eveneens zeer bekwame neef Talos (ook de naam Perdix wordt overgeleverd) door hem van de Akropolis te werpen, werd door de Atheense rechtbank van de Areiopagos veroordeeld tot ballingschap en nam de wijk naar Kreta, waar hij zich in dienst stelde van koning Minos. Hij ontwierp voor diens vrouw Pasiphaë, die met een stier gemeenschap wilde hebben, een constructie die haar daartoe in staat stelde, en hij was ook degene die het Labyrint bouwde waarin de vrucht van deze gemeenschap, de Minotaurus, half mens half stier, werd opgesloten. Als Daidalos Minos' dochter Ariadne en de Athener »Theseus heeft geholpen bij hun afrekening met de Minotauros en het vinden van de weg uit het Labyrint - hij had hun een bol garen geadviseerd als leidraad om de weg terug te vinden -, wordt hij met zijn zoon Ikaros opgesloten in ditzelfde Labyrint. Daidalos vervaardigt voor zichzelf en zijn zoon uit veren en was vleugels, en zij weten aldus te ontsnappen. In weerwil van waarschuwingen van zijn vader vliegt Ikaros echter te hoog, zodat de zon de was doet smelten en hij in zee stort. Daidalos komt behouden aan op Sicilië.
De naam van Daidalos is gezien zijn reputatie als de eerste beeldhouwer verbonden met de kunst van de 8e en 7e eeuw v.C., de zogenaamde Dedalische tijd, en wel met name op Kreta naar aanleiding van de vondst van fragmenten van beelden, groter dan de talrijke terracotta's en bronsjes. De oudste voorstelling van een vliegende Ikaros staat op een potscherf uit het midden van de 6e eeuw, gevonden op de Akropolis. In de 5e- en 4e-eeuwse keramiek wordt voorgesteld hoe Daidalos zijn zoon de vleugels aanbindt, een tafereel dat in stuc- en marmerreliëfs in de Romeinse tijd terugkeert. De vlucht is door de schilders in Pompeii vaak geplaatst in een landschap waarin de figuren door hun nietigheid lijken te verdwijnen. In het huis van de Vettii is een voorstelling van Pasiphaë die een witte kunstkoe op een houten karretje krijgt aangeboden in de werkplaats van Daidalos. De vervaardiging van de vleugels is zelden voorgesteld. Ook de Perdix-episode kennen we van een schildering uit Pompeii (nu Museo Nazionale Napels). Het verhaal kennen we via Ovidius en Apollodoros. In de middeleeuwen is het te | |
[pagina 77]
| |
vinden in de werken van bijvoorbeeld Chaucer en Boccaccio. In de Italiaanse renaissanceliteratuur is het thema symbool voor prijzenswaardige en stoutmoedige onderzoekingsgeest, maar later en elders (met name in de Spaanse dichtkunst van de 17e eeuw) wordt het opgevat als een waarschuwing tegen ongehoorzaamheid en hoogmoed, tegen het overtreden van de wetten van de natuur en tegen het nastreven van extremen. Ook in de 20e eeuw wordt het verhaal een enkele maal gebracht als beeld van vernuft en stoutmoedigheid, bijvoorbeeld in relatie met de luchtvaart in het drama Icaro van de Italiaanse futuristische dichter en piloot De Bosis 1927, en als blijk van hybris in het drama The Ascent of F6 van Auden en Isherwood 1936. In discussies over de gevaren en zegeningen van de wetenschappelijke ontwikkelingen vinden we toespelingen op Daidalos en Ikaros: bijv. de polemiek tussen Haldane 1924 en Russell 1926. Joyce 1922 herneemt het verhaal als het zoeken van een uitweg door Ikaros uit een mede door de vader geconstrueerde complexiteit. Greshoffs Ikaros bekeerd uit 1938 is een leerdicht over de moeilijke levensweg van de mens, van de ‘hoogvlieger’ die nog op tijd tot inzicht komt. Een afbeelding van Daidalos als symbolisering van de architect is aangebracht op de klokketoren van de dom van Florence. In de schilderkunst van de renaissance en de barok is het aanzetten van de vleugels in beeld gebracht door onder meer Fetti begin 17e eeuw, Sacchi 1661 en Vien 1755. De val van Ikaros is vele malen afgebeeld, door onder meer Tintoretto ca. 1541, P. Brueghel de Jongere 1558 op diens enige mythologische schilderij (Kon. Musea voor Schone Kunsten Brussel), Verhaecht begin 17e eeuw (in de merkwaardige schikking als bij Brueghel: de val klein, een ploegende boer op de voorgrond), Van Dyck ca. 1630 en Rubens ca. 1637. Beeldhouwwerken zijn er onder meer van Canova 1779 en van Rodin, die het motief van de val gebruikte voor zijn ‘Porte d'Enfer’ 1895. Het soms moraliserende gebruik van het verhaal moge blijken uit de plaatsing van een reliëf met de ‘val van Ikaros’ van A. Quellinus 1650-64 boven de deur van de Desolate Boedelkamer in het Amsterdamse stadhuis. Ook de wandschildering van Picasso 1957 in het Unesco-gebouw te Parijs is te verstaan als een waarschuwing. Lataster gaf aan zijn abstracte plafondschildering 1989 in het trappenhuis van het Mauritshuis in Den Haag de titel ‘De val van Ikaros’. De spaarzame afbeeldingen van de curieuze paring van Pasiphaë maken meestal deel uit van het »Theseus-verhaal. Een enkele maal is afzonderlijk te zien hoe Pasiphaë met de stier gemeenschap gaat hebben: bijv. in een fresco van een schilder uit de kring van Giulio Romano 1528 in het Palazzo del Te te Mantua; op een in Urbino vervaardigde schaal van Pellipario; in een reeks schilderijen en in grafisch werk van Masson vanaf 1939. Blanckenhagen 1968; Van Deel 1982; Turner 1977; Vivier 1962. |
|