Bron 28. Bargoens van Roeselare (1913)
Zie bron 19.
De volgende zinnen, Bargoens bevattend uit Roeselare, noteerde Van Ginneken in 1913 te Lier,
van een ‘metseldiener’. In herbergen, bij drinkgelag en kaartspel, had hij Bargoens leren
spreken van marskramers en leurders uit de buurt van Roeselare (Handb.
ii, p. 105).
Gees, ik maos tof gebikt en tof
geboesd. |
Vrouw, ik heb goed gegeten en goed gedronken. |
Bink, mee alledebee naor de grandige
keet tof proevelen. |
Vrind, we gaan naar de kerk goed bidden. |
Bink, maosde gesjenkt? |
Vrind, zijt gij getrouwd? |
Bink, maosde grommekes? |
Vrind, hebt gij kinderen? |