De geheimtalen
(2002)–J.G.M. Moormann– Auteursrechtelijk beschermdZigeuners in NederlandWe zullen nu de geschiedenis van de Zigeuners in Nederland nagaan. Al zeer vroeg (1392) wordt in Gelderse rekeningenGa naar eindnoot298 gewag gemaakt van ‘heidenen’. Den tween heydenen gegeven v ellen grawes, ad xiiii gr. ende iii½ elle wits, tot onderrocken, ad xii gr. ende vii ellen kers, mede te voederen, ad v gr. Valet simul iiii gl xix gr. Twintig van deze rekeningen zijn door Van Hasselt bijeengebracht. De heidenen werden zelfs ‘ter schole gedaan’. No 17: ‘Van Willemken den Heyden schoelgelde van enen alingen jaer xv gr. / Rek. Vd. d. Boese over 1399.’
Catharina van Beyeren had twee ‘heidensche maagden’. Van HasseltGa naar eindnoot299 schrijft erover: Het is tog geene verborgen zaak, dat door Catharina van Beyeren, aan ieder van die twee maagden [d'eene was ook, en misschien na haar, Catharina, d'andere Margriet genaamd] vijf en twintig Rynsche guldens nagelaten wierden. Die Uiterste-wille is van 't jaar 1400, en stelt buiten twijfel, dat deese Heidinnen vroeger in Gelderland aangekomen waren. In de paasweek van 1402, enkele maanden na de dood van Willem van Gulick, trokken de heidenen weg. ‘Des Donresdage na Paischen den heidenen tot xiii persoe- | |||||||
[pagina 256]
| |||||||
nen thoe, die weder te landenwert toechden, te teergelde bi den Rentmeyster lx gl. Item denselven van veergelde tot Campen thoe v gl.’ Een enkele schijnt er overgebleven te zijn. In 1417 vinden we nog een heiden vermeld en ook in 1424. In het laatste jaar is er sprake van een jonge heiden ... die mijnen genadigen Heer, dem God genade, uut Heydenisse geseyndt wart tot Arnhem, an Meyster Henrick Blyen, dat hij hen (!) vier jair lanck sal leeren Baertscheren ende sal em teten geven, dair van gegeven xx Arnh. gln. ende den jongen aengecofft tabbart, wambuys, hasen (!), schoen ende coevel, costen t' zamen vii Arnh. gl. xi bl. Valet xiiii Str. l xii bln. Deze heidenen waren echter geen Zigeuners. Hun vroegste verschijnen in deze streken kan toch niet voor ±1418 plaatsvinden. Van Hasselt veronderstelt dat ze door Willem van Gulik meegebracht zijn uit Lijfland en Pruisen. Een post uit de onkostenrekening van diens eerste tocht meldt ‘Item Floris den Vreysen, die men hem schuldich was van gevangenen te seelgelde (geld voor touwen, om de gevangenen daarmee te binden) xxv gln.’ Daarvoor kon men heel wat touw meenemen. | |||||||
Zigeuners in Deventer; 1420Gelderland, Overijssel en Drenthe met hun uitgestrekte heidevelden en bossen waren een ideaal oord voor de Zigeuners. We zien ze, waarschijnlijk van Duitsland uit, het eerst in Deventer in 1420. Ze komen daar in 1420 aan. Het is misschien dezelfde bende waarvan we hierboven onder ‘Vervolgingen buiten Nederland’ melding maakten. In de Kameraarsrekening van Deventer van het jaar 1420 vinden we het volgende opgetekend:Ga naar eindnoot300 Voer Hoefscheid (humanitas) Heren Andreas, hertoch van cleyn-egypten. Het is, zegt Dirks, waarschijnlijk dezelfde troep die in 1422 te Bologne in Italië verscheen. Deze troep stond ook onder Andreas en had ook een vrijgeleidebrief van Keizer Sigismund. De opgegeven getallen lopen echter wel heel sterk uit elkaar.Ga naar eindnoot301 | |||||||
Arnhem, Utrecht; 1429In 1429 zien we een zwervende troep in Arnhem. Die werd nogal feestelijk ontvangen. De stad schonk de | |||||||
[pagina 257]
| |||||||
... Greve van klyn Egipten met synre geselschap in die eer Gaids vi Arnh. gl. Item denselven Greve ende den heidenschen wyven in die eer Gaids gegeven eyn half malder weytensbroits, cost i Arnh. gl. ii blenck. Item denselven i vat hoppen, cost xl bln. Item noch denselven Ic herincks, cost l bln. De heren bleven nu blijkbaar in ons land, waar ze zo goed ontvangen werden. We zien ze tenminste in 1429 ook in de Bommelerwaard, blijkens een schrijven van de ambtman, die een bode aan de hertog zond om hem te berichten, ‘van den Heidenen die tot Bomel onder malcanderen gevochten hadden’.Ga naar eindnoot302 Ook Deventer zag ze in 1429 weer en ze trokken naar het noorden blijkens de post: ‘Hubert, die boede, doe hi di heyden gebracht en geleydt hadde tot Wie (Wijhe), toe verteringe x pl.’
Men noemt ze nu heidenen, en gelooft blijkbaar niet meer dat ze christenen zijn. In Drenthe worden de Zigeuners tegen 1414-1423 gesignaleerd door Picardt in z'n Chronijck des Landschaps Drenthe. Het jaar 1414 is zeker te vroeg. Picardt geeft niet op waar hij zijn mededeling gevonden heeft. | |||||||
Zigeuners in Groningen, Friesland, ZeelandGroningen en Ommelanden, Friesland en Zeeland geven geen juist jaartal aan voor hun verschijnen. Latere plakkaten tonen wel aan dat ze er waren. De bende van 1429 schijnt van Overijssel uit naar Utrecht te zijn getrokken. Mogelijk waren er ook verschillende benden. In 1429 zijn ze ook daar. Hun fabels vinden geloof. In de kameraarsrekening van de stad lezen we (Dirks l.c., p. 110): Des Donredaghes nae Remigii, geschenckt den hertoghe van Nederegypten die binnen onser stat gecomen was mitten heydenen, soo sy bethoen hadden van den Pawes, dat korstenlant te besuecken, iv stat kannen wijns, maeckt vi taken, elcke take xxiv Grt., maeckt iv l. xvi S. | |||||||
Holland en West-FrieslandIn Holland en West-Friesland worden weinig sporen van heidenen gevonden in de 15de eeuw. ‘Alleenlijk,’ zegt Dirk Burger van Schorel in zijn Chronijck van Medemblik (Hoorn 1767, p. 93), ‘dat, toen zij in het jaar 1420 het eerst in Friesland, Holland en het Noorderkwartier kwamen, zij ongemeen gekoesterd werden; maar men weldra omtrent hen tot andere gedachten kwam.’Ga naar eindnoot303 De schrijver van de Chronijck geeft echter geen bronnen op. In de rekeningen van de Baljuwschappen van Holland komt alleen één aantekening over de Zigeuners voor van 1491 en drie voor de jaren 1633-1635. Het vlakke, open, vrij dicht bevolkte Holland was niet het aangewezen terrein voor de lichtschuwe zwervers. | |||||||
Zeeland en Staats-VlaanderenZeeland en Staats-Vlaanderen, door z'n stromen moeilijk te bereiken, en door z'n bezetting met soldaten, was een zeer slecht operatieterrein voor de heidenen. Toch kwamen ze ook hier, zij het niet dikwijls. De stadsrekeningen van Middelburg van het jaar 1430 zeggen: | |||||||
[pagina 258]
| |||||||
Item xxi dagh in februario den hertoghe van Cleyn Egipten, die alhier comen was ome aelmoessene te hebben, daer hi des paeuwes bryeven off hadden, dat hi reysen moeste achter lande vijf jaer langhe, dat hi op zyn zelves goet nyet ghedoen en mochte; hem ghegheven ... xx Sch. gr.Ga naar eindnoot304 In december 1431 wordt gemeld dat de ‘hertog’ brieven heeft van Philips van Bourgondië. In 1459 worden ze genoemd ‘Griecken van Constantinopele met brieven van recommandatie van mijn Genad. Heere’, en wordt hun nog geld gegeven. Na bijna elk verblijf vinden we een post voor het schoonmaken van de vertrekken die ze bewoond hebben! Na de val van Constantinopel in 1453 gaven ze zich uit voor Grieken. Dat we toch met Zigeuners te doen hebben, blijkt wel uit een rekening van 1460. ‘Constantijn den Grave van Egipten mit een deel Grycken, die te Goes lagen, omdat zy hyer (te Middelburg) niet komen en zouden.’ We zien uit deze kleine aantekening ook dat men ze liever kwijt dan rijk was. | |||||||
Noord-Brabant: de GeneraliteitslandenBrabant was wel een gunstig terrein wat z'n bodemgesteldheid betreft. We vinden er echter geen gegevens over de heidenen vóór 1695. En dan nog in negatieve zin. Een plakkaat van de Staten van Holland, d.d. 31 januari 1695 zegt: Dat vele Landloopers, Vagabonden en Bedelaers onder den naam van Heydenen, Aegyptenaers ... haer verstouten van andere Quartieren herwaards aan te komen, in eenige van de Geunieerde Provinciën, ende van d'een op d'andere plaets treckende, oock lichtelyck souden komen in het District van de Generaliteit... wordende deswegens de zoodanighen, die zich daarin mogten bevinden, geboden te vertrecken, en de andere verboden daarin te komen.Ga naar eindnoot305 In later jaren zien we toch ook Zigeuners in Brabant en Limburg. Vooral 1723 was een waar heidenjaar.Ga naar eindnoot306 | |||||||
VervolgingenZien we in de 15de eeuw in veel steden een vriendelijke ontvangst, voor de 16de eeuw zwijgen de stadsrekeningen van giften aan ‘graven en hertogen’ van Klein-Egypte. Het wantrouwen kwam al op in de 15de eeuw. Deventer, dat het eerst van hun aanwezigheid genoot, had er ook het eerst genoeg van. In 1445 komt een post op een stadsrekening voor: ‘Item des Woensdags daerna (na heilige Cruisdach Exaltatio) den Heydenen, opdat sy in der stad nyet en legen en over die Ysele gebracht worden, hen gegeven v g. iiii d. en den veren viii d.’ En in 1460 zagen we al een dergelijke post op de Middelburgse rekening. Toch gaf Karel van Egmond in 1496 nog een vrijgeleide aan ‘graaf’ Martyn van Gnougy. Dirks geeft de tekst van dit vrijgeleide, naar Van Hasselt, Stof. Waar dit stuk buitengewoon interessant is, en er bij Dirks een paar zinstorende fouten in voorkomen, geven wij het hier nog eens naar Van Hasselt. | |||||||
[pagina 259]
| |||||||
Wy Kairle, Hertoich etc. doin kond ind bekennen, want Greve Martyn Gnougy, geboeren van klyn Egipten, ons heeft doen thoenen, woe hem by onsen alregenedichsten Vader den Pauws, tot penitentie ind synen familien ind geselchap gesteldt is to doen zekere Bedevarden ind Pilgrimagien, also waell to Romen, sent Jacop van Gallissien ind anders in heilige plaitsen, onsGa naar eindnoot307 dairom oitmoidelick biddende hon passagien to willen verleenen allom in onse landschappen, ind gebeideGa naar eindnoot308 voir hon, syn familien ind gesellschap, om to moigen passieren gaen ind komen door diezelve avermits dien dat hie hom bezorchtGa naar eindnoot309 dat men hom enighe beleth suldt moigen doin, indien hi onse consent daer toe nyet en hedde, wairom wy ther eren des almechtigen Gaidts, ind om beden ind gelegenheyt will vursz. bevaelen hebben, ind bevelen avermitz des tegenwoirdigen brieff, allen onsen Drosten, Amtluyden, Richteren, Scholteten, Officieren ynd Ondersaeten, den dyt aengaen sall mogen, dat sy den vursz. Greve Martyn, syn familie ind geselschap denselven indGa naar eindnoot310 oiren guet, beesten, golt, silver ind anders woe dat geleegen zy, onse starke veyligheid ind geleyde gegeven hebben, ind geven mit desen selven onsen brieve, onbehyndert ind ongeleth laeten komen, gaen ind passieren, sonder hon yet to heyschen, off by ymant to laten molestieren off mysdoin in eeniger manieren; Beheltelick dat die vursz. Greve Martyn und syn geselschap nyet langer in eyn plaitz off stede blyven sullen dan alleyn drye daige. Allet vursz. sonder argelist. Des to oirkonde hebben Wy Hertoich vursz. uns secreet Segell aen desen onsen brieff doen ind heiten hangen. Gegeven xcvi.Ga naar eindnoot311 Het is wel sterk dat ruim 70 jaar nadat de eerste Zigeuners verschenen, hun praatjes nog geloofd werden. Of zouden ze werkelijk officiële papieren van de paus gehad hebben? Dat praatje van een bedevaart naar St.-Jacob di Compostela is al heel oud en wordt in de Basler Betrügnisse van ± 1450 al gemeld.Ga naar eindnoot312 Het zal echter niet lang meer duren of de enige bronnen voor de geschiedenis van de heidenen zijn ‘plakkaten, verordeningen en vonnissen’. Zutphen stuurde in 1497 een bende heidenen op stadskosten van Warnsveld naar Baak: ‘Gegeven Warner Yseren, Gerrit de Kemp und Harman ter Heggen, van dat zii die Heidenen overbrechten van Warnsfelde to Baick, xv Sch.’Ga naar eindnoot313 Middelburg bande in 1523 de Giptenaars Sebastian Faisan en Baron Wiltosia, op hun rechterhand, voor driejaren. | |||||||
Plakkaten 1530Karel v vaardigde in 1530 een plakkaat uit, vernieuwd oktober 1532, ... dat niemand 't zij man of wijf, gesont en haar leden magtig om haar brood te winnen, in den lande zal mogen gaan rabbautsgewijze, noch verkeren, en brood op den dorpen en elders bidden, op te peene, die bevonden wordt t'einden van drie dagen, na die publicatie van dezen, contrarie gehandeld te hebben, wel scherpelijk gegeesselt en een stuk van zijn oor gesneden te worden.Ga naar eindnoot314 | |||||||
[pagina 260]
| |||||||
In dit stuk komt de naam van ‘heidenen’ wel niet voor, maar ze werden toch blijkens een vonnis van 11 april 1532 gestraft zoals hier aangegeven is. Het komt mij voor dat bij alle volgende verordeningen de Zigeuners, en de zwervende vagebonden van ander origine, over één kam geschoren worden. De twee groepen waren door elkaar geraakt. Nederlandse zwervers sloten zich bij hen aan, zoals we verderop uit de namen nog zullen aantonen. Dat nu in de geheimtalen van deze benden Zigeunerwoorden zullen opgenomen worden, spreekt wel vanzelf. Utrecht kondigde in 1533 een plakkaat af, en in 1535 werd een algemeen plakkaat te Brussel uitgevaardigd, waarbij de Zigeuners gelast werd binnen vier dagen te vertrekken. Nergens werden méér plakkaten uitgevaardigd dan in Gelderland, dat de meeste overlast van hen schijnt geleden te hebben. ‘De lange rij dier plakkaten neemt een aanvang met het jaar 1544, en loopt tot 1738 voort.’Ga naar eindnoot315 De Zigeuners worden in deze plakkaten niet helemaal gelijkgesteld met ‘sterke bedelaars, lediggangers, landloopers en vagebonden, die, onder den schijn van bedelen, den goeden huisman bestelen’... maar met nog strengere straffen bedreigd dan deze. De gewone inlandse zwervers worden gesommeerd Gelderland en Zutphen binnen acht dagen te verlaten; worden ze na die tijd gegrepen dan worden ze voor de eerste maal gegeseld, voor de tweede maal gegeseld en gebrandmerkt, voor de derde maal ‘zwaar aan den lijve gestraft’. Degenen echter, zegt een plakkaat van 1714, ‘soo sich Heidenen of Egyptenaars noemen, 't sij mans of vrouwspersonen’ worden ten eeuwigen dage verbannen, ... op poene, dat die na publicatie deses binnen dese provintie mochten gevonden worden, voor de eerste maal gegeesseld, gebrandtmerkt ende al verder gebannen, ende daer tegens weder inkomende of verblijvende, sonder conniventie en sonder eenige forme van proces opgehangen sullen worden, en dat die sich tegens de apprehensie soude willen opposeren, impune sullen doodgeschoten worden.Ga naar eindnoot316 Verder mag niemand ze meer opnemen, herbergen of steunen. Vogelvrij verklaard dus. Dit plakkaat is van 25 april 1714. In 1559 werden ze uit Overijssel verdreven en 2 september 1560 werd er te Brussel een algemeen plakkaat uitgevaardigd dat de overlast iets gekeerd heeft. Maar de vervolgingen in Duitsland, blijkend uit talloze plakkaten van 1500, 1519, 1530, enz. tot 1590 en in Frankrijk (1539, 1560, 1561) dreven hen telkens weer over onze grenzen. Tegen 1624 daagden ze, blijkens gelijktijdige plakkaten uit Overijssel en Drenthe en vonnissen uit Friesland, weer overal op. Gelderland hield in 1631 een gewapende boevenjacht. Ze weken uit naar Drenthe en Groningen. Hier weer nieuwe plakkaten, zo streng ‘dat de straf, op de Heidens toegepast, met eene aquae et ignis interdictis bij de Romeinen kan vergeleken worden’. Het gejaagde wild vlucht weer naar de Veluwe, waar men in november 1637 ‘een generale jagt op hen maakte, om hen, wel toegedekt zijnde, zonder nogtans armen en beenen te breken, ook van daar te verdrijven’. Jaar op jaar, vooral in de oostelijke provinciën, nieuwe plakkaten. De onrustige | |||||||
[pagina 261]
| |||||||
jaren na 1672 brachten een nieuwe golf en dus ook nieuwe vervolgingen. Met 1695 begint een tijdperk van 30-40 jaren, ‘waarin jaarlijks van hen gewag gemaakt wordt, om echter dan ook voor bijna goed (!) te verdwijnen. Het waren echte Heidenjaren, zooals men ze destijds noemde.’Ga naar eindnoot317 Ze verenigden zich tot grote benden. In Holland zwierf in 1695 zo'n bende, driehonderd man sterk, welbewapend. Uit Holland verdreven, trok ze Gelderland binnen en werd daar vogelvrij verklaard. In Duitsland zette weer een serie vervolgingen in: 1617-1619, 1621 met korte tussenruimten tot ± 1700. En automatisch volgen bij ons weer klachten en vervolgingen na 1700. Het particularisme van de gewesten had tot nog toe samenwerking belemmerd. De heidenen, door ervaring wijs geworden, hielden zich in de buurt van de grenzen op, en trokken bij onraad in Gelder, naar Overijssel, en omgekeerd. Eindelijk sloegen de gewesten de handen in elkaar, en 16 maart 1709 kwam een overeenkomst tussen Gelder en Overijssel tot stand, waarin men bepaalde dat men de heidenen op elkaars grondgebied mocht vervolgen. Munster, Holland, Friesland, Drenthe en Groningen sloten zich in 1709 en 1710 bij deze overeenkomst aan. Als gejaagd wild trekken nu de zwervers, het waren zeker niet allen Zigeuners, van de ene provincie naar de andere. Als ze gevat werden, strafte men ze onmenselijk. De ambtman van Tieler- en Bommelerwaard ving bij drie jachten een vijftigtal heidenen. Twaalf Heidinnen werden gegeeseld, gebrandmerkt en met roeden om den hals ten toon gesteld. Tien Heidens eerst half geworgd, daarna van onderen op geradbraakt, en hun hoofden op palen gezet. De kosten dier jagten en executiën beliepen ongeveer ƒ3.000. Dit geschiedde in november 1725. Van duistere Middeleeuwen gesproken! De laatste heidenjacht werd door Kleef, Erlekom, Oyen en Kranenburg in 1728 gehouden. Na die tijd vinden we nog enkele berichten: een plakkaat van Gelder in 1738, een van de Generaliteit in hetzelfde jaar, een van Overijssel in 1749. De laatste berichten stammen uit Groningen, 1761, waar zich een troep vagebonderende Heidenen in Wedde en Westwoldingerland ophield. | |||||||
Sporen van ZigeunersRuim 150 jaar zijn de Zigeuners uit de archieven verdwenen. Of ze ook uit de maatschappij weg waren? Dirks veronderstelt nog relicten:
| |||||||
[pagina 262]
| |||||||
|
|