De geheimtalen
(2002)–J.G.M. Moormann– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
Hoofdstuk IV
| |
InleidingDe taalwoekering die we in hoofdstuk i leerden kennen, de koortsachtige ontwikkeling, maakt het herkennen van vreemde elementen, in dit hoofdstuk de Joodse, niet gemakkelijk. Een woord bijvoorbeeld als verloenen ‘verraden’, zal door menig hebraïst niet tot de Joodse elementen gerekend worden. En toch hoort het erbij. De kern van het woord is: loene, voorzien van een Nederlands voorvoegsel en idem uitgang. Loene vinden we terug in het Twentse jargon, in de uitdrukking lau lône ‘slecht’; het is lau lône ‘het deugt er niet’. In het Bargoens: ‘'t Is lau loene’, soms versterkt door de uitdruikking met de pet op. Dus: 't is lau loene met de pet op! ‘het deugt er helemaal niet’. Deze uitdrukking komt van het Hebreeuwse lau lonu ‘niet aan ons’ (lonu ‘aan ons’), ‘dat zijn onze zaken niet’; ‘onverrichter zake’. Als iets niet deugt, wordt de zaak afgewezen met: lau lonu! Dit lau lonu → lau loene heeft zich gesplitst in lau: 't is er lau ‘het is er slecht’ en loene: het is er loene. Van loene is gevormd het adjectief loenig ‘slecht’, waarnaast link voorkomt in de betekenis van ‘slecht’. Van link is gevormd verlinken ‘verraden, doen wat slecht is’. Naar analogie van verlinken is verloenen gevormd met deze betekenis ‘verraden’. Loenenaar is ‘verrader’. Met loensigheid, dat bijvoorbeeld in de kramertaal van ‘de Kempen’ voorkomt, heeft dit woord niets te maken. Een tweede voorbeeld moge de zonderlinge wegen van woordontwikkeling toelichten (zie hoofdstuk i, ‘Voorbeelden van woordvervorming door klank- en begripsassociatie’). Zwaantje ‘fiets’, wekt bij de argeloze hoorder de voorstelling van een kleine ‘zwaan’ op, zelfs bij Bargoenssprekers, die menen dat het woord van ‘zwaan’ is afgeleid. ‘Zwijn’ is in Amsterdamse uitspraak gelijk aan zwaan; en als zwijn, zwijntje is het woord voor ‘fiets’, dankzij de rubriek Diefstallen in de krant, al beter bekend. De lezer denkt zeker aan ‘varkens’, gezien de woorden zwijntjesjacht, zwijntjesjager ‘fietsendiefstal’ en ‘fietsendief’. Het woord zwijntje heeft echter met het ‘varken’ niets te maken. Het staat in verband met het Hebr. hashiweinu ‘voer ons terug’: aanhef van het vers waarmee de ceremonie van het terugbrengen van de wetsrol in de heichol besloten wordt: de deuren worden gesloten en het voorwerp is aan het oog onttrokken. Het begrip van ‘verdwijnen’ is nu ontstaan: hashiweinu zijn, ‘nergens meer te vinden, verdwenen zijn’; maak je nou hashiweinu ‘verdwijn’.Ga naar eindnoot213 In het Bargoens hebben we nu: ik ga verkasjebeine, verkasjemeine, ook wel sjeweine ‘ik ga weg’. Een sjeweine-jatter is een ‘wegnemer’, speciaal van fietsen; ik neem 't sjewijn ‘ik neem het weg’. Klankassociatie en daaropvolgende homoniemafleiding maakte van sjewijn het ons bekende zwijn, zwijntje met de vergoelijkende verkleiningsuitgang, welk laatste woord door Amsterdamse uitspraak weer tot ‘zwaantje’ werd. Wie nu toch zou volhouden dat zwijntje hetzelfde woord is als zwijn ‘varken’, wijs ik | |
[pagina 150]
| |
op een bepaald verschijnsel dat we ook bij de Zigeunerwoorden constateren. Zwijntje, evenals bijvoorbeeld Zig. gorgel, staan volkomen buiten het dialect van de Bargoenssprekers van het oosten. Als zwijntje ‘varken’ was, zouden ze van zwien praten, zwientje komt niet eens voor. Zwien ook al zelden, men zegt meestal varken, maar de vorm zwijntje is dialectisch onmogelijk. En toch komt die voor in de geheimtaal. Dat is voor ons een vingerwijzing de ‘makkelijkste’ verklaring niet te nemen, maar die via Hebr. hashiweinu te aanvaarden. Deze twee markante voorbeelden van ‘moeilijke’ verklaringen zijn met vele te vermeerderen. In de loop van dit onderzoek zullen we gelegenheid genoeg hebben erop te wijzen. Alle factoren, bij de algemene geheimtaalwetten genoemd, werken hier in weelderige overvloed. Hier is van ‘hypertrofie’ te spreken. Het bestaan van dit verschijnsel geeft ons echter de overtuiging dat anderen nog wel eens een enkel woord van Joodse oorsprong zullen aanwijzen dat door ons over het hoofd gezien is. Voor het Joodse element is op de eerste plaats geraadpleegd Polak en Voorzanger; waar die geen uitkomst geven: Bischoff, Wtb. en Avé-Lallemant. De andere geraadpleegde werken worden nader aangegeven. |
|