De geheimtalen
(2002)–J.G.M. Moormann– Auteursrechtelijk beschermdJiddischDe taal van de asjkenazim in Nederland was oorspronkelijk het Jiddisch, dat langzaamaan verhollandst is. Het Jiddisch is geen geheimtaal en valt dus buiten het bestek van ons boek. Het wordt, in alle landen van de wereld, gesproken door miljoenen. LoeweGa naar eindnoot180 geeft voor Rusland alleen 6 miljoen Jiddischsprekers op. Voor 1905 telt de Jewish EncyclopediaGa naar eindnoot181 193 periodieken, verdeeld over de volgende landen: Amerika 108; Australië 5; Bohemen 1; Engeland 15; Frankrijk 3; Galicië 18; Duitsland 9; Holland 1; Hongarije 3; Palestina 4; Polen 7; Roemenië 8; Rusland 9; Zuid-Afrika 2; Zuid-Amerika 1; Zwitserland 1. Borochow geeft voor 1913 een bibliografie in de Jiddische ‘Pinkes’ (jaarboek) 1ste deel, Wilna 1913, die 400 nummers telt. In Wilna en Riga zijn gymnasia en kweekscholen waar Jiddisch de voertaal is.Ga naar eindnoot182 In de laatste 20 à 30 jaren begint men het belang van het Jiddisch meer en meer te beseffen, ook van wetenschappelijke kant, en de nieuwste werken van Feist, Mieses, Sainéan, Gerzon, Reisen,Ga naar eindnoot183 BirnbaumGa naar eindnoot184 e.a. bewijzen dat. | |
Jiddisch en jargonVaak hoort men het woord ‘jargon’ gebruiken als Jiddisch bedoeld wordt. De term is voor vele Joden onaangenaam. Men is toch zo licht geneigd Jodentaal en geheimtaal, dat is voor velen dieventaal, gelijk te stellen. | |
[pagina 141]
| |
Der jüdische Karrieremacher übernahm von den Judenfeinden die gehässige Bezeichnung ‘Jargon’ für das Judendeutsch, und verbreitete das Schimpfwort wie einen anerkannten Eigennamen selbst unter den Anhängern der alten Sprache, um sie zu zerstören. Dies Wort wirkt Verachtung der eigenen Sprache, wie es aus dieser Verachtung geboren ist.Ga naar eindnoot185 Zó erg als Loewe het voorstelt, is het nu wel niet. Heel vaak wordt het woord ‘jargon’ te goeder trouw gebruikt. En de verwisseling van de termen is best te verklaren, als we zien dat zelfs Polak en Voorzanger zeggen: ‘Samen vormen zij het zoogenaamde Jargon of Jiddisch, wij zeggen Joodsch-Duitsch.’Ga naar eindnoot186 In dit boek gebruiken wij de term ‘jargon’ ontdaan van alle gevoelswaarde, als vakterm, om er de paardenkoperstalen met sterke Joodse inslag mee aan te duiden (zie hoofdstuk ii, ‘Definitie van jargon’). | |
Theorieën over het JiddischWe zullen enkele theorieën over het Jiddisch beschouwen. Avé-Lallemant iii, p. 42, zegt: Das Judendeutsch ist somit keine aus natürlichem Grunde und innerm Sprachbedürfnisz herangebildete, keine gewordene, sondern nur eine gemachte Sprache, lingua fictitia, eine Sprachmosaik, aus welcher überall das Bild tiefen sittlichen und politischen Elends, geistigen, leiblichen und sprachlichen Zwangs, aber trotz allem Elend, trotz allem Zwang dennoch lebendige, helle, unvergängliche Farbentöne und überall scharf charakterisirte Figuren bewuszten Elends wie erbitterten Spottes und Hohns hervortreten. Beide Factoren, das verdorbene Hebräische mit seinen Chaldäismen und Rabbinismen, das Deutsche mit allen seinen verschiedenen Dialekten, geriethen jedes als ein selbständig volksthümlich abgerundetes Sprachganzes zusammen. In Zwang und Elend wurden sie miteinander verbunden. SainéanGa naar eindnoot187 is het helemaal niet met de opvatting van Avé-Lallemant eens. Ook mij lijkt ze onhoudbaar. Het Jiddisch is niet gemaakt. Het is zelfs niet duidelijk hoe Avé-Lallemant dat bedoelt. Zeker, er zijn heterogene elementen in samengekomen. De Duitse taal werd aangeleerd door een volk met een absoluut on-Germaanse articulatiebasis.Ga naar eindnoot188 Zelfs tot de dag van heden is dat verschil in articulatiebasis te merken bij sommige Joden. Ik wil niet zo ver gaan als Van Ginneken en z'n geciteerde zegsman E. Mach, die zeggen dat ze ‘jeden Juden, ohne den selben zu sehen, nach dem Laut eines einzigen Wortes erkenne(n)’. Ik ken meerdere Joden die Nederlands spreken met de meest zuivere articulatie. Dat de Joden, die in Beieren de landstaal overnamen (zie boven, ‘Beiers: de kern van het Jiddisch’), een afwijkende uitspraak zullen gehad hebben, is wel aan te nemen. Maar die Joden gaven hun Hebreeuws op. Het is zelfs zeer onwaarschijnlijk dat ze nog Hebreeuws spraken bij hun komst in Beieren en andere streken. Wel gebruikten ze Hebreeuwse woorden, hetzij voor begrippen uit de eredienst, hetzij voor gewone zaken. Deze | |
[pagina 142]
| |
Hebreeuwse woorden pasten zich aan de Duitse stamtaal aan. Dit bewijst trouwens Avé-Lallemant zelf: Die Eigenthümlichkeit des Judendeutsch besteht, kurz angedeutet, in der Verbindung hebräischer Wörter und Wortwurzeln mit deutschen Wörter und Flexionsformen, dergestalt, dasz das hebräische Wort eine deutsche Endung erhält und in dieser Weise deutsch flectirt wird.Ga naar eindnoot189 Hij geeft dan voorbeelden, o.a. holach ‘gaan’; Jiddisch halchenen, holchen, alchen, haulchen, haulechen. Dit woord wordt vervoegd als een Duits werkwoord. Voor- en achtervoegsels van Duitse oorsprong worden gezet bij Hebreeuwse stammen. Bijvoorbeeld mosar ‘hij heeft verraden’. Vandaar vermassern, of Nederlands vermoseren ‘verraden’. ‘Wesentlich und überaus häufig ist die Verbindung hebräischer Participien und Adjectiven, mit dem deutschen Hülfszeitwort sein b.v. bo, bau sein, kommen, überbau sein, überkommen.’ Buxtorf, Thesaurus grammaticus linguae sanctae, Bazel 1609 (aangehaald bij Sainéan), merkt p. 649 hetzelfde op als Avé-Lallemant. Verba hebraica (Hebraeo-Germani) corrumpunt et flectant in formam germanicam ut Germani latina disputiren, studiren, conferiren, sic ille er hat's geganvet i.e. ganav. furatus est; man begaselt und beganvet ihn i.e. beraubet und bestilet ihn, a gasal, rapuit, praedatus est.Ga naar eindnoot189* Ook SainéanGa naar eindnoot190 geeft voorbeelden van deze vergermanisering: sarfen, ub-sarfen, far-sarfen, en hij zegt verder: l'élément hébraïque a été traité comme un élément étranger, c'est-à-dire qu'il a été germanisé: au radical hébraïque, on a simplement ajouté des désinences et des préfix allemands, procédé habituel de dérivation’ (l.c. p. 93). Het Duits, of althans een Duits dialect, is dus de basis van het Jiddisch (zie ‘Beiers: de kern van het Jiddisch’ hierboven). Non seulement le contingent hébraïque n'a en rien entamé la structure interne de notre dialecte, mais c'est justement le contraire qui a eu lieu. Le vocalisme hébraïque tout entier a été radicalement modifié, uniformisé, d'après les nuances dialectales du judéo-allemand; c'est ce dernier qui a imposé sa physionomie, essentiellement allemande, à la langue sacrée du judaïsme, l'organe principal de sa vie religieuse et intellectuelle,Ga naar eindnoot191 en verder nog zegt Sainéan in z'n baanbrekende studie: Au milieu de toutes ces migrations, le judéo-allemand conserva une grammaire foncièrement germanique, et son vocabulaire seul accepta des éléments divers qui témoignent des étapes qu'il a parcourues sur le sol étranger. | |
[pagina 143]
| |
De ses emprunts linguistiques, l'un des plus importants par son origine, est le contingent hébraïque qui a amené des savants comme Pott à considérer le judéo-allemand comme une langue mixte.Ga naar eindnoot192 | |
Ouderdom van het JiddischAvé-Lallemant neemt een hoge ouderdom voor het Jiddisch aan: Den entschiedensten Beweis für das hohe Alter des Judendeutsch, welches mit dem Colonenthum der Juden auf deutschem Boden beginnt, gibt aber der ganze Sprachbau des Judendeutsch, besonders des jüdischdeutschen Vocalismus und Diphthongismus, welcher, wie er auch heute noch in der deutschen Verkehrssprache der Juden ausgeprägt ist, weit entfernt, eine jüdische Eigenthümlichkeit zu sein, das volle Gepräge des Althochdeutschen und Altniederdeutschen an sich trägt...Ga naar eindnoot193 Tegen deze opvatting van Avé-Lallemant verzet Sainéan zich: Avé-Lallemant affirme, mais n'apporte pas la moindre preuve à l'appui de ses assertions. En réalité, notre dialecte ne contient aucune trace de l'ancien-allemand, ni du nord, ni du sud de l'Allemagne. Au contraire, comme dans tous les dialectes allemands actuels, surtout du groupe bavaro-autrichien, l'élément moyen-haut-allemand y est représenté en dose d'autant plus considérable qu'on remonte plus loin dans son évolution historique, ce qui nous donne une base approximative pour fixer la date chronologique du judéo-allemand.Ga naar eindnoot194 Ook de fonetische observaties van Avé-Lallemant kunnen Sainéans goedkeuring niet wegdragen: L'insuffisance de tous les travaux antérieurs ressort surtout de ce fait que même une oeuvre laborieuse comme celle d'Avé-Lallemant ne peut nous fournir qu'une connaissance absolument imparfaite des traits particuliers du judéo-allemand. Il a manqué à ses recherches deux conditions essentielles, et sans lesquelles aucune étude dialectale ne peut être entreprise avec succès: l'intime connaissance pratique du sujet traité et l'expérience acquise du parler vivant.Ga naar eindnoot195 De geschiedenis leert ons dat van Oudhoogduitse tijden tot Middelhoogduits, de Joden tussen de christenen inwoonden. Ligt het niet voor de hand dat hun taal, die opging in die van de omgeving, zich ook mede ontwikkelde en dus van Oud- tot Middelhoogduits werd? Zo gaat het heden toch ook in het oosten van ons land, waar de Joden tussen de Saksische bevolking leven. Zeker zullen ze daar, tegen 1400, een andere taal gesproken hebben dan de autochtone bevolking. Maar in de nieuwste tijd constateren we hun volkomen aanpassing. En bij veel Joden zijn zelfs de Joodse elementen uit hun taal verdwenen. | |
[pagina 144]
| |
Laten we nu eens aannemen dat deze Joden uit Twente en Achterhoek verdreven werden en zich moesten vestigen in Engeland bijvoorbeeld, waar ze in getto's, afgezonderd van de bevolking, moesten wonen. Zouden we dan over honderden jaren bij deze Joden geen zoste-eeuwse Twentse vormen constateren? Alle actieve taalverwantschap met het moederland heeft opgehouden. De geïsoleerde taal heeft haar eigen ontwikkeling, maar niet in die mate als de stamtaal. Nu doet zich bij het Jiddisch nog het merkwaardig geval voor dat deze taal de ‘heilige taal’ lôschaun ha kaudesh werd, een soort ‘signum’, zoals Niceforo zegt, voor het Jodendom. Geschreven met Hebreeuwse lettertekens, bleef het consonantengeraamte van de woorden star. Het vocalisme varieert nogal. Oude woorden, in het moederland verdwenen, bleven behouden. Zo begrijpen we dat de breuk met de stamtaal moet dateren uit de tijd van de scheiding. En waar deze tijd valt in de 14de eeuw, zal dus het oudste Jiddisch een Middelhoogduits karakter dragen. Trotz aller altertümelnden Allüren muszte während der mhd. Zeit das Deutsch der Juden mit dem der christlichen Majorität im groszen und ganzen Schritt gehalten haben. Ohne territoriale Scheidung bleibt alle konfessionell-linguistische Archaisierung ohne tiefere Note. Das bei den Juden konservierte deutsche Sprachgut, das archaistische Element des Jiddischen, ist fast ausschlieszlich mhd. und datiert von dem Moment, als seit dem xv Jahrhundert der Schwerpunkt der aschkenazischen Juden sich nach dem slawischen Osteuropa verschob und gleichzeitig die einst deutschen Handelsstädte Polens dem Slawentum erlagen. Althochdeutsche Worte wie weraltí für Welt, mennisko für Mensch, parafried für Pferd haben im jd. Wortschatz keine Parallelen. En zo krijgt Sainéan gelijk bij het vaststellen van ‘une base approximative pour fixer la date chronologique du judéo-allemand’. Vóór de verdrijving van de Joden uit de Germaanse landen, in de 14de eeuw, bestond het Jiddisch niet. De Joden spraken de landstaal, min of meer doorspekt met Joodse woorden, zoals we dat heden weer constateren. | |
Overgang van het Jiddisch tot NederlandsHet Jiddisch van de asjkenazim heeft zich geleidelijk aan het Nederlands aangepast; we zagen reeds (hierboven ‘Sefardim op de tweede plaats’) hoe van een geleidelijke overgang van ‘Spanjools’ tot Hollands geen sprake kan zijn. Van GinnekenGa naar eindnoot197 en Polak en VoorzangerGa naar eindnoot198 hebben ons enkele teksten gegeven, die in chronologische orde dit vernederlandsen van het Jiddisch aantonen. Dat de nieuwjaarswensen van de eerste wat ongelukkig zijn, werd terecht opgemerkt.Ga naar eindnoot199 De tekst van Polak en Voorzanger op p. 23 en ‘das gemächliche Deutsch’ van ‘Uiltje’ in de Telegraaf zegt evenmin iets. | |
[pagina 145]
| |
We zullen hier eerst geven: een verhaal in zuiver Jiddisch, uit ‘Ein schen Maasebuch’: Basel 1602, Amsterdam 1701 (naar Sainéan, Essai): Matrone von Ephese We zien hier het Jiddisch: enigszins archaïstisch Duits met Joodse woorden voor ‘hogere’ begrippen: deos, bess hachajim, melech, e.a. Het gebruikte letterteken is Hebreeuws. Wie zich de moeite geeft dit kwadraatschrift te leren, kan met behulp van een woordenlijst als van Avé-Lallemant of Polak en Voorzanger Jiddisch lezen. | |
Nederlands-Jiddisch 1717Het volgende is uit Polak en Voorzanger, een deel van een boektitel uit 1717. Ik neem het voor ons belangrijkste: de vernederlandsing, eruit: ... un zur druck gebracht zu nutz aller liebhaber der einigkeit gott un' den rechten jüdischen glauben zu erkennen, un' ach alle zweivelhaftige pesuqim drin werren vurklart, wormit sich der leiener wul wert vurgnigen. Het ‘Diskurs’ (Pol. en Voorz. p. 19) is voor ons van belang. Het is een gesprek, in 1798 gehouden tussen twee Joden en heeft op Van Ginnekens ‘Gesprek’ (l.c. p. 43) voor dat het hier geen christen is, die zijn indruk van de Jodentaal geeft, maar dat we met echt Jiddisch te doen hebben. | |
Nederlands-Jiddisch 1798Anschel Hollander komt in schif. frägt. kapitein, ken ich ein hukplatz krie- | |
[pagina 146]
| |
gen?Ga naar eindnoot208 Schifer sagt es schif ist nog ledig ... Anschel, was maanstu denn dass es bei uns zugeit wie bei eichleit, dass giluq gemacht werd zwischen qoçin oder gemaaner man, mir sennen allegaar egaal der manhig is niks besser als de gemaaner man, allegaar zugleich kennen doch nit ufgerufen werren. Het Nederlands element wordt sterker. De Joodse woorden noemen hogere begrippen uit theologische disputen, bijvoorbeeld giluq ‘verschil, onderdeel’; analyse gevolgd door synthesis en als zodanig een vorm van pilpul ‘rabbijns theologisch dispuut’; qoçin ‘rijkaard’. | |
Nederlands-Jiddisch 1809Het besluit van Lodewijk Napoleon van 1809 toont al heel sterk de vernederlandsing (Pol. en Voorz. p. 20). Louis Napoleon, durch die gratie gots un die constitutie des reichs kenig von Holland, connetabel von frankreich. De gebezigde letter is de Hebreeuwse. Dit uiterst belangrijke document, door een Jood opgemaakt, toont ons aan: 1 De oplossing van het Duitse element van het Jiddisch in het Nederlands. De gebezigde taal is geen Duits meer en is nog geen Nederlands. Duits leerden de Joden niet meer; Nederlands nog niet, tenminste niet op officiële scholen. Hun taal werd in de Hollandse omgeving langzaam maar zeker omgevormd. Als na 1806 de Joodse kinderen ook op openbare scholen worden toegelaten,Ga naar eindnoot209 zal het Duits sneller verdwijnen, en kunnen we wel aannemen dat het geslacht van ± 1830 weinig Jiddisch meer spreekt. Natuurlijk wordt het telkens weer gevoed door immigratie uit het oosten, maar deze nieuwe aanwas houdt de emancipatie van | |
[pagina 147]
| |
het hele geslacht niet tegen. Ik ken nu nog wel enkele families waar de grootouders, uit Duitsland afkomstig, met hun kinderen nog verhollandst Jiddisch spreken. Maar de kleinkinderen kennen er niets meer van. Ondertusschen had echter de Fransche overheersching, hier gelijkheid van rechten gebracht voor alle burgers. Daardoor werd de zoo vaste Israëlitische groep, uit hare isoleering teruggebracht in de volle Nederlandsche maatschappij, die nu voor goed en krachtig een sterk assimileerenden invloed begon uit te oefenen, óok op de taal. Tot dan toe hadden de Joden, om met hun medeburgers te kunnen omgaan en verkeeren, wel de Nederlandsche taal aangeleerd, maar zij spraken die gebrekkig; nu begon dat langzamerhand anders te worden en het Jodenduitsch raakte van lieverlede in onbruik, niet evenwel zoo spoedig en zóó totaal, dat het nog niet de heele 19de eeuw door, krachtig op de Nederlandsche Joodsche volkstaal is blijven inwerken. Thans is het evenwel, bij het jonger geslacht althans, zoo goed als uitgestorven. Behalve misschien in de een of andere kleinsteedsche geïsoleerde Jodengemeente, verstaan de Israëlieten, na 1875 geboren, het Jargon nog wel een beetje, omdat zij het nog vaak van hunne ouders en grootouders hoorden gebruiken, maar het zelf spreken kunnen zij niet meer.Ga naar eindnoot210 | |
Joodse woorden voor hogere begrippen2 Vervolgens zien we in dit document van Lodewijk Napoleon dat een bepaald aantal termen, Jodengemeente, redeneerkunst en andere ‘hogere’ begrippen betreffende, bekend verondersteld worden. Maar van termen, in de geheimtalen overgegaan, bespeuren we in deze ambtelijke mededeling niets. We zien bijvoorbeeld eizeh meihem ‘een ieder’; kedei ‘naarmate’; lepogus ‘ten minste’; mei awauseihem ‘van hun voorouders’; Qehilaus Hajehudim ‘gemeentes’; melamedim ‘onderwijzers’; tomid ‘voortdurend’; droshaus ‘redeneringen’ (hier ‘onderwijs’ bedoeld). Van deze woorden is alleen droshaus als droosjes ‘praatjes’, in de volkstaal overgegaan. We kunnen ons zo een idee vormen van wat er ten slotte bij beschaafde Joden van het Jiddisch moet overgebleven zijn: een gewoon, beschaafd Nederlands, met Hebreeuwse termen voor begrippen, de eredienst, de gemeente, of de Joodse redeneerkunst betreffend.Ga naar eindnoot211 Maar in de lagere klassen bleef heel veel ‘Joods’ bestaan voor andere begrippen, de handel en het dagelijks leven betreffende. Dat zijn de woorden welke niet, zoals die van de eerste groep, alleen door Joden onderling, maar ook door christenen gebruikt worden. Juist deze woorden zijn in de geheimtalen terechtgekomen. Uit de eerste groep, de beschaafde Jodenfamilies, worden die ‘jargon’-woorden van de lagere groep geweerd. Men hoort daar absoluut geen Joodse woorden. ‘In echt-joodse, vooral in kerkse gezinnen van enige ontwikkeling, hoort men de woorden inderdaad nooit; in de weekbladen, aan de joodse belangen gewijd leest men ze nooit...’Ga naar eindnoot212 Maar de bewering van Slijper dat men voor de invasie van Joodse woorden moet aansprakelijk stellen: ‘niet de Joden, maar enkele individuen, die tot het Jodendom eigenlik helemaal niet meer behoren, die door hun afstamming alleen, niet door hun overtuiging tot de stam geacht kunnen worden te behoren’, | |
[pagina 148]
| |
t.a.p. p. 46, is verrassend. We zullen in een volgend hoofdstuk historisch de invloed van Joden, alleen voor zover hun taal betreft, nagaan. Maar van ons vergen telkens te vermelden of die Joden nog wetsgetrouw waren of zich ras-één voelden, gaat wel wat heel ver. Het blijft toch Joodse invloed. Op p. 41 van dezelfde studie schrijft Slijper: Men is er al lang overheen te geloven dat gemengd huwelik of doop (deze waan heeft maar heel kort geduurd) het volgend geslacht voor raseigenschappen behoeden zou; juist uit zulke gezinnen mauschelen de kinderen het ergst, bewaren ze de eigenaardige syntaktiese wendingen het langst en vinden meer dan anderen behagen in zogenaamde joodse woorden te gebruiken, woorden als oggenebbis, sjlemiel, koef-noen, koosjer, gein, heibel, smoesjes, pleite gaan, die kernachtiger dan het hollandse ekievalent het begrip aanduiden. Maar hebben we hier dan niet met Joodse invloed te doen? Wanneer we zullen behandelen de Joodse elementen in de geheimtalen, hetzij direct, hetzij indirect er ingebracht, mogen we dan niet van Joodse invloed spreken? Er wordt hier verder toch niets ten nadele van de Joden gezegd? Zijn de Fransen er minder om als een Limburger in het Frans vloekt? | |
Invloed van het Joods op de geheimtalenHet is wel eens goed deze kwestie onder ogen te zien. Feist, Loewe, Mieses, Slijper e.a. nemen bij voorbaat een afweerhouding aan als men objectieve constateringen maakt over Joden, of Joodse invloed. Het gaat ermee als met de katholieken van de vorige eeuw. Als een niet-katholiek over roomse zaken sprak, namen ook zij bij voorbaat een afweerhouding aan. Daar kon een andersdenkende toch niets van weten. En als een niet-Jood over Joodse taalinvloeden spreekt, wordt direct aan een soort antisemitisme gedacht. Ik stel er prijs op te verklaren, dat niets verder van me af staat dan antisemitisme. Daardoor durf ik juist vrijelijk deze materie behandelen. Het Jodendom verliest niets van z'n waarde als we de invloed van een, wel onmogelijk-verbasterd, Hebreeuws op de geheimtalen erkennen en objectief de gang van zaken onderzoeken. |
|