Woord vooraf
De verschijning van dr. Van Ginnekens Handboek in 1914 en de kort daarna
gevolgde persoonlijke kennismaking met de schrijver zijn de feiten die mijn belangstelling voor
de geheimtalen opwekten.
Mijn eerste onderzoek gold de geheimtaal der Goorse paardenkopers. Onder leiding van dr. Van
Ginneken heb ik m'n materiaal daarover systematisch uitgewerkt. Het resultaat van deze
samenwerking is de studie ‘Louter Lekoris’, die 1920-1921 verscheen in het Tilburgse Tijdschrift voor Taal en Letteren. Dat m'n onderzoek niet werd: een
dilettantisch verzamelen van taalcuriosa, heb ik aan de uitstekende leiding van mijn geleerde
mentor te danken.
Mijn volgende publicaties schreef ik volkomen zelfstandig. Het eerst nodige bleek me:
betrouwbaar materiaal. En dat is het best te verkrijgen door eigen onderzoek. Lange jaren heb
ik verzameld, in Noord- en Zuid-Nederland, in België en in het Duitse grensgebied. Vóór alles
heb ik ernaar gestreefd materiaal te verzamelen dat volkomen te vertrouwen is. Dat onderzoek is
vol romantiek en het behoort tot het aangenaamste deel van de taak die ik me gesteld heb. Er
werd bij het optekenen der geheimtalen naar een vaste methode gewerkt. De oude woordenlijst van
het Henese Fleck uit Breyell (Kluge, Rotwelsch, p. 447) gaf die aan. Eerst
werd gevraagd naar de lichaamsdelen; van de kruin daalde ik af naar de voetzool; vervolgens
naar kledingstukken, beroepen, dieren, spijzen, dranken, munten, getallen enz., tot alle
rubrieken in genoemde studie afgewerkt waren. Nooit werd een geheimtaalwoord aan een
ondervraagde gesuggereerd. Een enkele keer, wanneer de geheimtaalspreker zei dat hij een woord
wel kende maar er ‘niet op kon komen’, werd een geheimtaalwoord genoemd met de vraag ‘of het
dat misschien was’.
Op deze manier is ‘einheitlich’ woordmateriaal verkregen.
Steeds werd naar dezelfde begrippen gevraagd. Als ze dus in een lijst niet voorkomen, is dat
een bewijs dat ze in de betreffende geheimtaal niet bestaan.
Naast de levende geheimtalen onderzocht ik de bronnen in tijdschriften en archieven. Veel tot
nog toe onbekend materiaal speurde ik op. De resultaten van dat onderzoek zijn in verschillende
tijdschriften gepubliceerd (zie de literatuurlijst).
Al het verzamelde materiaal zal verwerkt worden in een ‘Bronnenboek’ in de geest van Kluges
Rotwelsch. Dat zal een vervolg zijn op de theoretische beschouwing van de
geheimtalen, welke in dit werk gegeven wordt. Als blijkt dat er bij het publiek enige
belangstelling voor deze studie bestaat, zal het tweede deel, het ‘Bronnenboek’, dat in
handschrift zo goed als gereed ligt, uitgegeven worden.
Als derde deel zou dan moeten verschijnen een ‘Woordenboek der Geheimtalen’. Hiervoor zijn al
duizenden fiches bewerkt. De voltooiing van dit werk zal echter nog vele jaren kosten.
Wat de gebruikte lettertekens betreft het volgende: ongewone letters werden vervangen door
andere met dezelfde klankwaarde. Doorgaans is dat in de noten vermeld. Voor het veel gebruikte
boek van Polak en Voorzanger, Het Joodsch in Neder-