Stemme des gejuygs en des heils over 't groote interest van een Christen
(1684)–David Montanus– Auteursrechtvrij(Sie 't Interest van de 171 tot de 173. zijd.)Toon Psal. 31.1.
Bekommerde.
ICk derve my niet onderwinden
Te maken met mijn mond
Voor Godt een nieuw Verbond!
Mijn hert ick niet vol-vaardigh vinde!
Soo zou ick my bedriegen,
En voor den Heere liegen!
2.
verl.
Hoe jammerlijck is te beklagen,
Die ongenegentheyt,
Als 't hert gelegentheyt
Van 't beste deel wort voorgedragen!
| |
[pagina 100]
| |
erva.
Wat most men dat omvangen,
Met ernstigh ziel-verlangen!
3.
verl.
Als Godt de Menschen komt her-teelen;
Het wederboren hert,
Door hem verandert wert,
Volkomelijck in alle deelen,
Na Jesus eygenschappen;
erva.
Doch niet in alle trappen.
4.
verl.
In 't hert wort vleesch en geest gevonden,
Die beyde regel reght
Staan in een twee geveght;
Soo dat den Mensche deught noch sonden,
Als hy nu will, kan plegen
Met vollen drifts bewegen.
5.
erva.
Noch is men lieftal aan den Heere,
Wanneer in een goet deel,
(Hoe wel niet in 't geheel)
't Hert reght-wel uytgaat in begeeren
Om Jesus aan te kleven,
Op zijn bedingh ten leven.
6.
verl.
Als 't Hert niet kranck is door 't verrukken
Der Liefde; dan noch kan 't
Met reden en verstant,
Sijn zught na Jesus wel uytdrukken
In sijn Geboden t'aghten,
En vlijtigh te betraghten.
7.
erva.
Gevoelt ghy dat in u ontbreken
Gereghtigheyt en kraght,
Om Zonde-schult en-maght,
Of t' overdekken of te breeken:
verl.
Kunt ghy in Jesus mercken,
| |
[pagina 101]
| |
't Geen dekken kan en stercken?
8.
bek,
Daar wenscht yet binnen in mijn Herte:
Och! of ick deel ontfingh
Aan hem, op sijn bedingh!
En 't is my tot een last en smerte
Wat ick in my kan voelen
Daar tegen aan te woelen.
RUSTE.
9.
erva.
Uw hert is nu bereid ter zaken,
verl.
Gaat, in Gods Naam, aan 't werck,
En maak u daar in sterck,
Door een Verbondt met Godt te maken;
erva.
Spreeckt soo: gelijck te voren
Hy heeft van u gesworen.
10.
verl.
‘Gewisselijck is in den Heere
‘Geregtigheyt en kraght:
‘Tot hem zal 't gansch geslaght
‘Van Israël, sijn Naam ter eere,
‘Aankomen, en sigh roemen;
‘Vry van des Wets verdoemen.
11.
bek.
Mijn hert is soo verdeelt van binnen,
't Geloove soo verdooft
Door 't geen noch niet gelooft;
Dat ick niet derf 't Verbond beginnen,
En zeggen: ick verloove
My, Heer! en; Ick geloove.
12.
erva.
Bely uw ongeloof daar neven,
verl.
Oock hoe dat in uw hert
De zaak gevonden wert;
| |
[pagina 102]
| |
Te staan op vaster voet;
erva.
Verzoek sijn hulp, met hem te geven
Uw hert, om daar sijn' Wetten,
Na 't nieuw verbond te zetten.
13.
verl.
Hy roept u toe gelijk een Vader,
Van sijn genade-troon:
Geef my u hert, Mijn Soon!
erva.
Ick zal mijn wille gansch en gader.
Daar door mijn geest inschryven,
Soo dat het Schrift zal blyven.
14.
bek.
Daar is mijn Ziele toe genegen;
'k Agt Jesus bloed een Zoen,
En al-genoegh rantsoen;
verl.
Laat u die herte zught bewegen
Te spreeken met den monde;
erva.
Uw hert is all verbonden.
UYT. |
|