Stemme des gejuygs en des heils over 't groote interest van een Christen
(1684)–David Montanus– Auteursrechtvrij(Sie 't Intrest. van de 154. tot de 166. zijd.)Toon: Psal. 80.1.
Swakgeloovige.
MY komt wel somtijts klaar te voren
Dat ick my Jesus hebb verkooren,
| |
[pagina 89]
| |
Tot mijn voldoende schat, en lot;
En in hem God nam tot mijn God:
Maar somtijts ben ick dof en doof!
En twijfel of ick wel gelooft.
2.
hertst.
Die twijfelingh baart seer veel hinders,
verl.
Dochs' is gemeen aan Gods Kinders,
Soo light beweeght, gelijck een riet;
swakg.
Wat raad als dit aan my geschied;
hertst.
Uytdrukkelijck, met open mond,
Met Godt te maken een Verbond.
3.
swakg.
Is dat ter Zaligheyt nood'zaaklijck?
hertst.
't Is nuttigh, en voor 't hert vermaak'lijk.
Tot beter zin van 's Menschen staat;
Als hem, zijn vastigheyt ontgaat;
verl.
Doch 't Woord Verbond en is niets waard,
Soo 't Hert niet Jesus eerst aanvaard.
4.
swakg.
Kan dat mijn staat wel vaster stellen?
hertst.
Gods geest moet uwe geest verzellen,
En zegenen zijn eygen raad?
swakg.
Maar is 't oock na zijn regel-maat?
hertst.
't Is als een zonderlinge plight,
Ons langh voorzegt, en voor verrigt.
5.
verl.
Men zoude seggen; en besweeren;
Ja Schrijven: Ick ben oock des Heeren:
hertst.
Dit is een zaack van groot gewight;
En geeft in Duysternisse light
verl.
God sweert u als een Man sijn trouw;
Zoud ghy niet sweeren als sijn Vrouw?
6.
hertst.
Dits geen vergeefs Woord; Maar u leven
verl.
Dat heet de Heer sijn hand te geven,
Wanneer men tot hem overgaat;
| |
[pagina 90]
| |
En vast maakt, sijn genade-staat:
hertst.
Of opweckt die genegentheydt,
Na voorvall van gelegentheydt.
RUSTE.
7.
verl.
Wanneer ghy zijt. door veel gebreken,
Van Godt en sijn Verbond geweken.
Laat dan uw hert tot Jesus gaan,
En grijp sijn' Zoen-beloften aan,
Die onse vreed is t'allerstond:
hertst.
Vernieuw uytdrukkelijck 't Verbond.
8.
verl.
Als ghy gedruckt wert door veel lijden,
Of zeer gedreight met swaare tijden,
Stort tot verlightingh van uw' smert,
Voor Godt dan uyt uw treurigh hert;
hertst.
En steunend op een vaste grond;
Verniuw uytdrukkelijk 't Verbond.
9.
verl.
Als Godt schijnt verr van u geweken,
En ghy diep van sijn gunst versteken,
In groot vervall, gansch dor en slap;
Treck dan uyt uwen wortel zap,
Door 't reght geloof, de Ziele-mond;
hertst.
Vernieuw uytdrukkelijck 't Verbond.
10.
verl.
Als ghy, aan Jesus Disch gezeten,
Met hem een liefde-maal mooght eten,
En doet voor hem belijdenis,
Dat hy uw Ziele voedsel is:
Doet dan wijt open uwen mond,
hertst.
Vernieuw uytdrukkelijk 't Verbond.
11.
verl.
Voorts moet ghy by Godt alle dagen.
| |
[pagina 91]
| |
Van uw gemaakt Verbond gewagen,
Tot blijck dat ghy 't noch staande houd,
En dat u 't maken niet beroud;
Op dat ghy steets de kraghten zuygt,
Van 't geen uw Hert en mond betuyght.
RUSTE.
12.
hertst.
Maak uw verbond met vast vertrouwen,
Dat ghy zijt tot dien plight gehouwen;
verl.
Dat Godt behaaght wat ghy hier doet,
Opreght volvaardigh van gemoet;
hertst.
En dat hy die u 't willen schenckt,
Oock maken zal dat ghy 't volbrengt.
13.
verl.
Om uw verdrag niet haast te breeken,
Verhaast u niet in 't uyt te spreeken;
hertst.
Ziet dat ghy 't Heyligh Heyl-Verbond,
Niet neemt lighvaardigh in de mond;
verl.
Afzonder u, en uwen tijt,
Om dit groot werk te doen met vlijt.
14.
hertst.
Ghy dient Godts hoogheit aan te mercken,
En daar door op u zelfs te wercken;
verl.
Wat spreeck ick tot een grooten Heer!
hertst.
Buig! stof en asch! Buyg u laagh neer!
verl.
Ziet dat uw hert sigh geestlijck hou,
In 't aangaan van dees ondertrouw.
15.
hertst.
Wat dient men na by God te wand'len!
Na soo een statigh onderhand'len;
Op dat niet ons versprooken woord,
Een vall strick zy daar 't hert in smoort
verl.
O wee de ziel die 't na berouwt,
Dat sy aan Godt is uytgetrouwt!
| |
[pagina 92]
| |
[16.]
hertst.
't Woord eens met voordagt uytgesproken,
Moet eeuwigh blijven onverbroken;
verl.
En wat'er oock valt tegen aan,
Men moet sijn Woord stijf houden staan;
hertst.
Ja strijden tot den Bloede toe:
wak.
Geef, Heer! dat ick soo spreeck' en doe.
UYT. |
|