Stemme des gejuygs en des heils over 't groote interest van een Christen
(1684)–David Montanus– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
(Sie 't Interest op de 148. en 149. zijd.)Toon Psal. 146.1.
Bekommerde.
HOe ick oock mijn zelfs aanporre,
Om op Jesus stam te staan;
Egter blijft mijn Ziele dorre,
Mager, Vruchtloos, ongedaan!
Dies mijn hert te min gewight
Stelt op dien geloovens pligt.
2.
godg.
Soo 't een plight is te gelooven,
Moogt ghy onder geenen schijn,
Jesus uw geloov' ontrooven,
Noch daar in nalatigh zijn:
verl.
Soud ghy Righter zijn, die pleyt
Tegen uwe Vruchtbaarheyt?
3.
godg.
Veele, na dat sy geloofden,
Door wantrouwend' yverzught
Aan Godts liefde, zigh beroofden
Van veel kostelijcke vrught;
Die de Heere niet onthoud,
Als men hem veel toevertrouwt.
4.
verl.
Als een Ziel tot dien Beminden
| |
[pagina 82]
| |
Regt-wel uyt gaat; kan niet zijn
Dat sy hem voor haar sou vinden
Sleghs te wesen een Woestijn!
Of een over-duyster Land!
Daar noch Light noch Vyer en brand.
5.
godg.
Vind ghy in uw' Geest geen gronden
Die u neigen God-waards aan?
verl.
Hoe in hem te zijn gevonden?
godg.
Hoe in 't oordeel te bestaan?
verl.
Hoe te leven uwen Heer,
Hier op aarden tot sijn' eer?
6.
godg.
Vind ghy waarheydt in de reden,
Door den prediker gezeit?
Ydelheydt der ydelheden!
Alles is maar ydelheydt!
verl.
Vind ghy 't Schepsel ledigh van
't Geen uw' Ziel vervullen kan?
7.
godg.
Kan alleenigh de Drie-eenheydt,
Nu den dry-hoeck van uw' hert;
Gansch vervullen, door gemeenheydt
Die met Godt genoten wert?
Soo dat nu geen plaats daar by
Voor den Schepsel-troost meer zy?
8.
verl.
Hebt ghy dit van Godt bekomen?
't Is een teeken van sijn hand
U gevangen heeft genomen;
En dit in uw hert geplant:
Wie is Godt dan Godt de Heer?
Buyght ghy Goden voor hem neêr.
9.
godg.
Kunt ghy wel voor God verzaaken,
Datter niet in uwen Geest,
| |
[pagina 83]
| |
Nu en dan is levend-maaken
En Voorkominge geweest;
Als uw Ziel te swijmen scheen?
verl.
Ziet daar uwe vrughtbaarheên.
UYT. |
|