Stemme des gejuygs en des heils over 't groote interest van een Christen
(1684)–David Montanus– Auteursrechtvrij(Sie 't Interest van de 146 tot de 148. zijd.)Toon: Psal. 34.1.
Bekommerde.
SChoon Godt voor my niet sloot
De deure van zijn heil verbond'
En dat mijn Ziel niet is door wond'
Met zonde tot de doot;
Soo staat doch evenwel
't Gelooven niet in mijn maght;
't Is boven Vleesch en bloedt haar kraght;
Waar toe dan Godts bevel;
2.
godg.
't Geloove dat ons lot
En deel aan Jesus heeft alleen,
| |
[pagina 79]
| |
Is wel aan allen niet gemeen,
Maar 't vry geschenck van Godt;
Nochtans beveelt de Heer,
Aan yder dat hy dese plight,
Tot sijne Zaligheydt verright,
Die hoort de blijde leer.
3.
verl,
All is 't niet in ons' maght,
Soo magh de Heere doch met recht
Verdoemen yder boose Knecht,
Die 't woordt niet heeft volbracht:
Sijn onmaght is uyt hem,
Die 't reght niet weg-neemt van sijn Heer,
Die hem volmachtigh Schiep weleer,
Te hoorn na sijn stem.
4.
goedg.
Als Godt geloof gebied,
Soo will hy dat de swakke Mensch,
Om sijn kraght ind' onmaght wensch,
Die hy nu voelt en ziet:
verl.
Godt heeft in 't Woord belooft,
Te geven een nieuw Vleeschen hert;
Daar niemand uytgesloten wert,
Als die Godt niet gelooft.
5.
godg.
Ja door't geloof Gebod,
Door 't overdencken van Godts last,
En door 'tGebed, daar op gepast,
Is onse wijse Godt,
Als door sijn wegh, gewoon
Te voeren tot de Ziele kraght,
Waar door de plight dan wort volbraght:
't Gelooven in Godts Soon.
6.
bek.
All wat u mont gebied,
Dat schencke my uw' hand, o Heer!
| |
[pagina 80]
| |
En dan sult ghy my nimmermeer,
Vergeefs gebieden yet:
Ick legg' mijn koude hert,
O Jesus op uw' warme borst;
uw' liefde-vyer ontdoy mijn Vorst,
Op dat ick levend' werd'.
7.
verl.
Soo maghteloose ziel!
Wekk op u zelfs met alle maght,
Doch voor den Heyland kniel;
godg.
Van hem 't All komen moet,
verl.
Verwaght van hem wat u ontbreekt,
Die tot uw' hulp sijn hand uytsteekt,
En 't komend' Hert ontmoet.
8.
tsam.
Hebt ghy soo veel gehoort
Van deses Heylands Middel-wegh,
Dat uw begeeren daar op legh,
Om eygendom bekoort;
Soo is uw Ziel 't gevaar
All over, wegens dese plight,
't Is in uw hert alreeds verright,
Eer dat ghy 't wierd gewaar
UYT. |
|