Stemme des gejuygs en des heils over 't groote interest van een Christen
(1684)–David Montanus– Auteursrechtvrij
[pagina 68]
| |
(Sie 't Intrest op de 132 en 133. zijd.)Toon. Psal. 18. of 32. of 45.1.
Bekommerde.
ICk derf my niet vermeten om een Vree-kus
Te raken aan den reynen mont van Jesus,
Om dat ick soo een vuylen Judas ben,
Die mijns gelijck op Aarde niet en ken.
hertst.
Soo hebben oock hen selfs wel eer veroordeelt,
De Sondaar die Godts woord stelt tot een voorbeelt,
(Och! maak geen Klip van Bakens die sy heeft!)
Dat vrye gunst de grootste schult vergeef.
2.
Dit woord is trouw en waardig aangenomen:
Hebt ghy een Hert om Jesus by te komen,
Ten uyttersten hy u behouden kan.
Men terght Godt meer met niet te nemen an
Sijn Soon tot zoen, als met all' and're schulden;
Dat ongelijck alleen wil hy niet dulden,
Dit 's 't oordeelt van de Weereld die hy doemt,
Dat sy, te trots, sijn waarheyt leugen noemt
UYT. |
|