Stemme des gejuygs en des heils over 't groote interest van een Christen
(1684)–David Montanus– Auteursrechtvrij(Sie 't Intrest van de 78 tot de 81. zijd.)Toon: Psal, 77.1.
Swakke.
SOmtijts komt my klaar te vooren
Dat ick ben uit God gebooren,
| |
[pagina 34]
| |
En nu door sijn Geest herteelt,
Na de Soon sijn evenbeelt:
Maar helaas! op and're stonden;
Wort ick soo vermant van zonden,
Dat ik aan all 't werck in my
Twijfel of 't regtschapen zy!
2
hertst.
Och! wat is 't zeer te beklagen,
Dat die Godes Name dragen,
Worden soo tot quaat vervoert,
Dat de schult de rust beroert,
O wat wort het ooge duyster.
Om te zien genade-luyster
In een regt vernieuwde ziel,
Die in grove misdaat viel!
3
swak.
Als door Satans Ziel-bestoken,
't Herte stout is uytgebroken
In een ergerlijce feil,
Miss ik straks mijn vreugd' van 't Heil:
Och! wat raat, in dese quelling,
Tot gevoelen, en herstelling,
Van een zoete troost, na wensch,
Vloiend' uit de nieuwe Mensch?
4.
hertst.
Gy moet door misnoegt afgrijsen,
Uyt uw diep vervall herrijsen,
Met een sugt om droeve smert,
En nieuw op zett in uw hert.
swak.
Och! de droeve struikelingen,
Die my onvoorsiens bespringen,
Dag op dag, en menigmaal.
Zijn mijn plaag', en herte-quaal!
5.
hertst.
Swakheit moet die regt gelooven,
Geen versekertheit ontroven;
| |
[pagina 35]
| |
Word ghy in u hert gewaar
Des Apostels worstelaar?
swak.
Mijn betrachting, vol gebreeken,
By Godts Wetten vergeleken,
Scheelt als duysternis by ligt!
hertst.
Klaagt gy over 't Wet-gewigt?
6.
Zoud' gy wel den weg des Heeren
Niet soo nauw, maar ruim begeeren?
En de Poorte niet soo eng?
Dunkt u haren eysch te streng?
swak.
Heilig is Godts Wet, en geest' lijk;
Maar, ik ben noch te beest' lijk!
My, my komt de gansche schult,
Dat de Wet niet wort vervult.
7.
hertst.
Heeft uw willen en uw poogen,
' t Goed', all mist gy 't witt, in d' oogen?
swak.
Och ik vall in zonde-quaat;
Dat mijn will met op zet haat!
hertst.
Gaat het u oock aan uw herte,
Met veel bitterheit en smerte,
Als de zond' u over mant,
En krijgt in u d'overhand'?
8.
swak.
Ooch! och! ik ellendig Mensche!
Hadd ik eens daar ik om wensche!
Waar ik van de zonde-magt
Eens verlost, die my verkragt!
Was mijn Ziel eens heel ontbonden,
Van 't dood lichaam deser zonden!
Mogt ik leggen af dt lijk,
En dit leven te gelijk!
9.
hertst.
Is' er ook in uw geweten
Soo een beter Wett geseten,
| |
[pagina 36]
| |
Die haar als een Vyand zett,
Tegen 't vleesch en hare Wett?
swak.
Ik kan in mijn herte voelen,
Een geweldig tegen-woelen,
Even als de zonde-magt,
Met gewelt mijn Ziel verkragt.
10.
Als die worstelaar daar binnen
't Boose Vleesch kan overwinnen,
Hoe fel 't hem oock overviel;
O dan zegepraalt mijn ziel,
hertst.
Kloeke Ziel, hoe zeer bestreden,
Gy hebt regte dankens-reden,
Voor u is geen doem dag meer;
Keer vry tot uw ruste weer.
11.
swak.
Hoe sal ik my best versterken,
Tegen 't overmogend wercken,
Van de boose zonde-kragt,
Om te breeken hare magt?
hertst.
't Hoof-werk van Gods wel-behagen
Is voort-aan all' uwe dagen,
Vast te kleven aan uw hooft,
Na dat gy eens hebt gelooft.
12
O die deugt, vol zelfs-verzaking,
Is 't groot deel der Heilig-making,
Daar, daar door bereikt de Heer
't Oog wit der Genade-leer;
Regt geloof zuigt zap en leven,
Uyt de wortel, die kan geven,
Kragten door vervall en val;
swak.
Jesus zy my All in All.
UYT. |
|