Stemme des gejuygs en des heils over 't groote interest van een Christen
(1684)–David Montanus– Auteursrechtvrij(Sie 't Interest van de 43 tot de 56. zijd.)Toon: Psal. 89.1.
twijf.
O Die in zich een blijck van deel aan Jesus vond!
verl.
't Waar-teecken is 't geloov', 't beding van 't nieuw Verbond.
twijf.
Soo is 't een zware saack bezwaarlijck om erlangen!
verst.
Niet zwaarder als een greep der hand om yet t'ontfangen,
verl.
Een opslag van het oog
verst.
Een hertelijck begeeren,
verl.
Een opdoen van de mond
verst.
Doch in de kracht des Heeren.
2.
twijf.
't Waar hoogmoed soo een deugt te matigen zich aan.
verl.
Of die of niet-met-al moet in het herte staan;
verst.
't Is een vervloeckte staat in ongeloof te steken.
twijf.
't Is zwaar tot kennis van gheloove door te breken!
| |
[pagina 15]
| |
verl.
't Wort uitgevonden met de Ziele te doordelven;
verst.
Soo wie gelooft die heeft 't getuygenis in hem selve.
verl.
't Geloove vind men uit door 't voorbereidend werck,
verst.
Oock als men op haar met gesellen neemt gemerck;
verl.
(Een welgevallen in dat Jesus heersch als Koning?)
verst.
Een lust om hem sijn hert te schencken tot een wooning
verl.
Dan komt geloofs-gevolg: een Wereld overwinning,
Een recht-vry-sprekend' hert, hoop, liefde, boet-bezinning.
4.
't Geloove dat ontdeckt haar eigen selfs, als 't licht
Door haar verscheidentheit van werking aan 't gesicht:
verst.
't Heeft lust om zich met God in Christus te vereenen,
verl.
't Wil, 't hongert, dorst, en slaat haar oogen Godwaart henen,
verst.
Het leunt en steunt op God
verl.
Het wast en derft vertrouwen,
Ja, boven hoop op hoop, al dood' hy, op God bouwen.
5.
verst.
't Geloove vormt het hert na Gods beleit en raat,
verl.
En na verscheidentheit van yders stant en staat,
verst.
Het deck de naackte Ziel en alle hare leden.
Voor 't stormen van Gods toorn, met Jesus wissel-kleeden,
verl.
't Koopt water voor den dorst, en voor den honger spijse,
En eet en drinckt vol-op, op een verborgen wijse.
6.
verst.
't Geloof neemt Jesus aan als voor haar schulden Borg,
verl.
Hy is de Zorger, en sy werpt op hem haar zorg
| |
[pagina 16]
| |
verst.
Soo hy een Vader is, 't geloove pleit haar Kintschap.
verl.
Is hy een trouwe Vriend? 't geloove pleit haar vrintschap.
verst.
Waar Jesus is daar wil 't geloove henen rucken,
verl.
En al wat Jesus is dat soeckt sy uit te drucken.
twijf.
Och! mijn geloov' heeft al dees oeffeningen niet.
verst.
De werking des geloofs na yders staat geschiet.
verl.
't Gelieft haar Leidsman niet, om hem bekende reede,
Dat soo een, soo een pat, op soo een tijt betreede,
't Welk doch na sijn begrijp, tot sijne Ziel-verstercking,
Van sijn geloof sou zijn d'oprecht en rechte werking
8.
twijf.
Mijn wercking des geloofs en houd geen eene maat!
verst.
Soo meet daar by dan noyt de grond van uwen staat,
verl.
Men scheelt veel van hem selfs, en in verscheide dingen,
En op verscheide tijt in werckend' oeffeningen;
verst.
Nu eens laag neergesackt, dan eens hoog opgetoogen,
verl.
Nu blint door ongeloof, dan sichtbaar voor ons' oogen
9.
verst.
Elck werck van 'twaar geloof heeft sijn belofte wis,
En geeft sijn Oeffenaar een goet getuigenis;
verl.
Nochtans en is niet een van all' ons' oeffeningen,
't Beding van 't nieuw Verbond.
twijf.
Wat eischt dat dan voor dingen?
verst.
't Bedingt alleen geloof, en spreeckt daar op rechtvaardig,
Een sondaar anders niet als doot en Helle waardig.
| |
[pagina 17]
| |
10.
verl.
Geen wercking des geloofs of sy stelt yet voor uit,
Het welk is Algemeen aan yder Christen Bruit,
Waar in 't geloof bestaat, als in haar eigen wesen:
verst.
't Verkiesen van den raat die God heeft uitgelesen
Van door sijn eigen Soon te saligen de Menschen.
twijf.
Dien raat en voor slag Gods alleen, is al mijn wenschen.
11.
In dit uw heil-verbont, o God is al mijn lust!
Alwetende, Gy weet dat ick daar in berust!
O Wijse wijse van volkomen saligmaken!
Geen vaster teeken om tot sekerheyt te raken,
verl.
'k Bezweer u' eigendom aan Jesus te besluiten
Voor u, uit desen gront, en regt uw hert te uiten.
|
|