Lentesotternijen(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] Marcia funebre. 10. Nu gaan zij hem begraven, den lustigen kever, Jan-Mei. Zij dragen den dooden brave schalmeiende door de wei. Ha! Ha! Jan-Mei viva! De krekel zingt met droeve stem: Domine! Domine! requiem! Vier blinkende roode slekken, sluipend, gluipend, oopnen den stoet; Vier grijsgespikkelde zwarte trekken den statigen wagen, maar zonder moed. Ha! Ha! De Mei viva! De krekel zingt met droeve stem: Domine! Domine! requiem! [pagina 111] [p. 111] De goudvlieg bromt ‘miserere’, en de krekel, in kostersdracht, herhaalt wel duizend keeren ‘miseremini’, de eeuwige klacht. Ha! Ha! Jan-Mei viva! De krekel zingt met droeve stem: Domine! Domine! requiem! Vier jeugdige kikkers dragen het groenende floers, een olmenblad. Vier muggen volgen gonzend den wagen en zwieren buigend het wierookvat. Ha! Ha! Jan-Mei viva! De krekel zingt met droeve stem: Domine! Domine! requiem! Dan komen de vinken, de musschen, de keuntjes en klimmertjes al, en die spelen een marsch ondertusschen, met oorverdoovend geschal. Ha! Ha! Jan-Mei viva! De krekel zingt met droeve stem: Domine! Domine! requiem! [pagina 112] [p. 112] En wijl men den armen domplaar zoo gauw, gauw, gauw - in den grafkuil sluit, daar spreekt dan heer hommel, de maëstro-tromlaar, een roerende snoerende lijkrede uit. Ha! Ha! De Mei viva! Maar de krekel, met droever en droever stem: zingt eeuwig zijn: ‘Domine, requiem!’ Vorige Volgende