Lentesotternijen(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Uchtendhymne. 12. Wat zijt gij frisch, o meiën- lucht!... Koelende winden fluisteren... Vogelen reppen de wiek, tot de vlucht, de wateren preevlen, 't strandriet zucht!... En de boomen? -... De boomen luisteren! Vol pracht en schoonheid staan zij daar, de kruin van 't wordend licht reeds klaar, den knoestigen stam half in den smoor verborgen; en - stil, gansch tam en stille, zwijgen èn tak èn blad, èn groene twijgen, wen de eerste roode zonnevlam, bloeddruipend, komt door 't lover zijgen... Gaat zachtjes, wandelaars... voet voor voet... Stoort Godes stilte niet... en doet geen blad, geen enkelen stroohalm kraken. [pagina 83] [p. 83] Ziet rond u.. Blijft aanbiddend staan: Als outers, ziet! de heuvels blaken, oranje en blauw: de morgenddienst vangt aan... Stil! Alles... stil...! - Gij, dauw, zijp neder van rank en blaân; groengouden gerst, wieg weg en weder; gij, vink, stijg uit een zee van graan, en sla uw lied, van kwalen vrij en zorgen! En ziet! van dauw omkleed, de blanke berken staan en hooren... 't ‘worden’ van den morgen. Vorige Volgende