Lentesotternijen(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] 8. De waterlelie fezelt stil: ‘Ik moet u een ding verraden... Twee jongen gelieven... gistren nacht... Hoor toe, wat gekke daden! Die kwamen met lijnen, netten er bij, den stroom zacht langs gegleden en hielden, bij 't zwenken der boot, gansch zoet mij onbegrijplike reden... Zij - duikte de hand in den klaren vloed, om den kloppenden pols te koelen, hij - wou op den eigensten stond, op beurt de warmte van 't waterken voelen! Doch - onder de baarkens, ontmoetten elkaar verstolen eweg, hunne handen, nu vloden ze elkaar, dan vongen ze elkaar, mij raakten ze - ik voelde ze branden! De visselkens hebben er niets van gemerkt van die zalige liefdestonden... Ik echter, heb alles, met heimlik genot bespied, uit de duisteren gronden. Vorige Volgende