Lentesotternijen(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] 6. Een voor een in 't hemelsblauw rijzen sterre bij sterre. - Onder der beuken koelende schauw, liefje, wat ben ik u verre! Eene van die lichten spiedt diep door al de blaren. 't Wordt mij, of me uw oog beziet, of wij weer samen waren!... 'k Mocht, - dat is zoo lang geleen! eens maar u aanschouwen... Eens maar... - 'k bleef zoo gansch aleen! - u op den boezem houen. Doch, uw ranke, slanke leest, doch uw blauwige oogen, komen, voor mijn bedroefden geest immer voorbij getogen! Doch, waneer die sterre spiedt diep door alle de blaren, wordt het me of mij dat oog beziet, of wij, weer eeuwig, te samen waren! Vorige Volgende