Lentesotternijen(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] 3. Avond-‘Senhsucht.’ Waar de bronne sproeit, de mosroos bloeit, daar blijf ik denkend staan, als de zonne rijst of het Westen grijst en de krekels slapen gaan. De wolke glijdt zoo snel, zoo wijd naar 't purperend Oosten heen. Ik denk aan u... en voel mij nu gebannen, gansch aleen! Traag valt de nacht... heimlik en zacht zwabbren de koeltjes rond... Ik meen, dat is een adem... Wis een zoen van uwen mond!..... Vorige Volgende