Lentesotternijen(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] II Tweede krans ‘Nacht in de lente’ [pagina 49] [p. 49] 1. Lauwe koelte en vrede dauwt op de velden neder. Uit het fluisterend, ruischend woud, keer ik droomend weder. Al de bloemekens, lang reeds toe, buigen zacht voorover. Vink en merel, wiegensmoê, kreunen tusschen het lover. Blanke deernen, malsch en zacht, dagen allerwegen! 't poezel kopje, met gras bevracht lacht me zoetjes tegen. Eéne priemt, met haar scherpen blik, diep, diep in mijn ziele. Droomend sta ik, jubel, schrik... 'k Wou voor haar wel knielen! 'k Wou wel, om een kus van haar' rozenmond te werven, gansch den nacht tot den ochtend klaar, om hare hoeve zwerven. Vorige Volgende