Lentesotternijen(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] 19. Schrijnwerkers jongste dochterlijn besproeit, voor het raamken, rozen. - O waar ik nu lavende zonneschijn, wat zou ik heur streelen, heur kozen! In 't werkhuis beuken, slag op slag, daavrende mokers de planken. - Och, zoo mij nu 't liefken in de armen lag, wat kon ik wel zoeters verlangen? Kom hier, du zoete rozelaar! du hebs mi al lang betoverd. Kom hier, op mijn borst, in den hove, waar de bank Staat, veil - omloverd. Kom hier. - En vlei di nevens mij; de rozen, vóór uwe voeten eerbiedig buigend, zullen zij u huldigen, schoone, en u groeten! Kom hier. - En hoe luider de moker gaat op het hout, hoe luider mijn kussen weerklinken moge op uw blozend gelaat, en uw hart - uit zijn zwachtelen sussen. Vorige Volgende