Lentesotternijen
(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
7.Waneer ik in het woud verschijn,
mij kennen de vogels daar allen -
- ‘Daar is weer ons vroolik zangerlijn!
Oje! dat gaat hier lustig zijn!’
Zoo hoor ik ze lallen en mallen.
Geflodder alhier, gefladder aldaar -
uit alle hoeken en kanten
schetteren de stemmekens, helder en klaar:
‘Fit! Fit! De lustige vrijer is daar!
die komt toch geen bloemekens zandten.’Ga naar eind2)
Voorwaar, 't gevogelt vergeet niet licht
wat het eens heeft afgekeken!
Al wat men onder hun oogskens verricht,
dat weven zij trouw in een spottend gedicht -
zoo'n spotters heeft niemand ontweken!
‘Die bengel is niet dom, voorwaar,
hoorde ik Jan-Koekoek schallen.
Die neemt, waar hij kan, de kansjes klaar....
Zeg.... zangerken, denkt gij aan 't andere jaar! -
Geen kerel om mede te mallen!...’
‘Dat is gesproken - dacht Trijn-Musch,
slim pinkend tot hare gezellen.
| |
[pagina 15]
| |
Mij klinkt in de ooren nog immer die kus....
Och, hemel... dat gong er daar, jongens! - maar, husch!
dat zal ik eens later vertellen!’
‘En wat hij, uren en uren lang,
zijn liefjen in de oor heeft gefluisterd, -
sprong lachend de kwikstaert over een brank,
dat heb ik van tusschen den loverhang,
aleen, uit mijn nestje beluisterd.
Nooit werd er een gekkere litanij
beloften aaneen geregen....
Al wat ik hoorde was du, was dij,
mijn hert aan dij, dijn hertje aan mij,
en 't gekste blijft verzwegen?
Doch, of dat gekke gedoen van een meid
dat alles heeft willen gelooven -
daar heeft zij geen enkel woord van gezeid. -
En voor alle antwoord, alle bescheid,
heb ik heur eenen kus zien rooven. -’
Een schaterlach! - En gansch die schaar
maakte door zulk een leven,
van ‘kusser’ alhier, en van ‘vrijer’ aldaar,
dat ik mij rekkelings spoedde van daar -
- Wat kon ik ten antwoord geven?
|
|