Lentesotternijen
(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij
[pagina 4]
| |
In vroolike liederen wil ik
herdenken het jeugdig seizoen.
In kransen zoo bont als grillig
zal ik vlechten het bottende groen.
Gi, paarkens, die 's avonds gaat dwalen,
ook u en vergeet ik niet.
Twee lippekens rood als koralen
versieren steeds toovrend een lied!
Het lonken van lievende blikken,
een kus, - wondre, hemelsche roof!
zijn even zoo frisch, en verkwikken
als dauw, op 't ontkiemende loof.
En is dan mijn kransken voltrokken,
gij, meidekens, fleur van Brabant,Ga naar eind1)
dan vlecht ik het in uwe lokken,
en kus u tot hulde de hand!
|
|