Lentesotternijen(1881)–Pol de Mont– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] 3. Wachter, op den hoogen toren, steek den horen, heisch de lentevlagge omhoog! Ziet gij geene bronnen stroomen? Hebt gij geen gezang vernomen? Span het oor en open 't oog! Lustig, wachter! Steek den horen dat het Oost en West moog hooren! ‘De Lente is in het Land gekomen!’ Watten wolken aan den hemel, zilvren golven in de vliet, lachende zonne, straalgeschemel, schietende gerzen en halmengewemel, alles leven wat men ziet! Koelende windekens, bottende blaren, woelende kindekens, minnende paren, kiemende bloezems langs berg en dal,- hijgende boezems overal; en midden dat alles, gelijk een godinne, wandelt de liefde, de meikoninginne, [pagina 6] [p. 6] van botten doorvlechtend de lokken van goud: loverkens zwaait zij langs veld en langs woud, en - met een lach op heur blozende wangen, zaait zij alom in de herten - verlangen! Wachter, op den hoogen toren, steek den horen; vroolike maren kond gedaan. Welkom, 't sappig kiemend lover, welkom, 't kwikkend lichtgetoover. bloemen en boomen, halmen en blaren, rozige droomen der lievende paren dwalend langs de groene baan: Welkom, zalige lentemaren!- Wachter, blaas de zwaluw aan! Vorige Volgende