Idyllen en andere gedichten
(1884)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend
[pagina 147]
| |
[pagina 149]
| |
Vrede
Hoog aan den hemel stond de zonne
van witte wolken omkranst;
de zee lag stil,
en denkend zat ik aan 't roer van het schip,
vol droomen denkend, - en half wakend,
half sluimrend, aanschouwde ik Kristus,
den Heiland der Waereld.
In blanken, slependen gewade
zweefde hij reuzengroot
over land en zee;
Zijn voorhoofd raakte den hemel;
| |
[pagina 150]
| |
de handen strekte hij zegenend
over land en zee;
en, als een hert, in de borst,
droeg Hij de zonne,
de roode vlammende zonne;
en het roode, vlammende zonnenhert
goot zijne genadestralen
en zijn tooverend, door liefde zaligend Licht,
verkwikkend en verwarmend,
over land en zee.
Klokkenklanken trokken feestlik
heen en weer, trokken als zwanen,
aan rozenbanden, het dobberend schip,
en trokken het spelend ten groenen oever,
waar menschen wonen, in de hooggetorende
gewoelvolle stad.
O vredeswonder! Hoe stil die stad!
't Was uit, het doffe geruisch
der zwaatlende, woelige menigt',
en door de reine, blinkende straten
wandelden menschen, in witte kleederen,
palmtakken dragend.
En waar zich twee ontmoetten
| |
[pagina 151]
| |
bezagen zij elkaar in verstandhouding,
en zwijgend, in liefde en zaligen eerbied,
kusten zij malkaar op het voorhoofd,
en staarden omhoog
naar des Heilands zonnenherte,
dat vreugdig, verzoenend, het roode bloed
liet neder druipen,
en driemaal zalig spraken zij:
‘Geloofd zij Jesus-Kristus!’ aant.
|
|