Idyllen en andere gedichten
(1884)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend
[pagina 19]
| |
[pagina 21]
| |
Morgend-idylle
Mij heeft, bij kriekenden morgend,
een vreemd tooneel ontroerd.
- Een doodkist werd, op een karre,
ten doodenhove gevoerd:
het lijk van een stokoud vrouwken...
- Naast de baan, naar het dorpken heen,
nevens den marmeren Christus,
woonde zij, gansch alleen.
Steeds had zij een haveloos jurksken
met roode ranken aan.
Men zag, op haar scherpe kinne,
de grijzende stoppels staan.
| |
[pagina 22]
| |
De kinderen vluchtten ijlings
waar 't besje trok voorbij.
Haar naam was de booze hexe,
doch, niemand deerde zij. -
Nu reed zij ter laatste rustplaats.
Wijd, over de boomen, klonk
feestlik bijna, de klokke,
alsof zij haar 't welkom zong.
n de voerman, alsof hij beducht was
dat soms 't ouken der kist ontsloop,
en gansch stil, in haar pak met ranken,
tot naast hem op zijn zitbank kroop -
die keerde, bevend, het hoofd om
en legde de zweep op zijn paerd,
en over den steenweg rolde
de wagen, in ramlende vaart.
Daar viel, van het schokken, de doodkist
op den grond. - De kar holt voort...
Rilde ook de doode? -
Uit het koren
breekt plots een welluidend akkoord.
| |
[pagina 23]
| |
Een leeuwerik stijgt uit de graanzee,
hangt een poos op zijn trillende veêr
in de lucht - en strijkt, blij schallend -
op de eenzame doodkist neer. -
De koele wind des morgends
zong, door de rijzers, zoo zacht,
en schudde, op het lichter, als paerlen,
heldre tranen, geweend door den nacht.
Glansend besteeg nu de zonne
- een reuzinne! - den blauwenden boog!
Psalmeiende steeg de vogel
- rechtstreeks - naar den hemel omhoog! aant.
|
|