Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] X De blauwe doffer In 't strooien dak, pas boven hare celle, hoort men den blauwen doffer trouw vertellen, hoe vaak ik 't bruidjen om wat kussen kwelle. Mij schuwt hij niet; want, snel ik naar heur huisken, van verre zie 'k hem met de vleugels wuiven, gevolgd van heel zijn harem tamme duiven. Vlug strijkt hij op mijn' schouder, recht zich pronkend, pikt mij in 't haar, en koert dan, kluchtig lonkend, geheimen mij in 't oor, die 't hert ontvonken.Ga naar voetnoot(4) voetnoot(4) Zie Inhoud en Aanteekeningen. Vorige Volgende