Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] XI Te jong Gij zegt: ‘Ik ben te jong om reeds te minnen!’ - Hoe zulk een woord ontvalt aan zulke lippen! Is 't ooit te vroeg om 't Paradijs te winnen? - Hoe zoudt gij voor het heil der min te jong zijn? Kan 't blosje rooder op uw' malsche wang zijn? Kan heller 't oog, kan snediger uw' tong zijn? - Als onder vrachten fruits de takken bukken, haast dan de boer, beducht voor vogelbekken, zich niet, zijn' korven, manden, vol te plukken? Der rijpe perzik lijken uwe kaken, der kriek uw' lip. - Hoe dan van mij te vragen, dat ik naar uwe kussen niet zou haken? Vorige Volgende