Fladderende vlinders(1885)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] XIII Bede Une fois me dictes ouy. Villon. Ditmaal zij mijn' bee verhoord! Zeg toch: ja! te goeder trouwe! Niets, dàt zweer ik, zoete vrouwe, maakt mij zalig als dat woord. Spreek het uit! Geen tweede wordt mild geroemd, als gij, volweerde! 't Zoete woord! ach! 't is zoo kort... Lip noch mond, die 't ooit wel deerde! Weet, al spreekt gij 't uit, dat woord, dat ik, als een' schat van goude, in mijn hert uwe eer behoude, rein, onschendbaar in elk oord! - Ditmaal zij mijn' bee verhoord!Ga naar voetnoot(1) voetnoot(1) Zie Inhoud en Aanteekeningen. Vorige Volgende