Claribella
(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend
[pagina 176]
| |
[pagina 177]
| |
en ruischt maar voort
tot den nacht, heel laat,
dat elk beekje ten boord
zij gevuld en verzaad; -
zóo somtijds banen,
na dagen van smart,
zich plotsling de tranen
een weg uit het hart,
en vloeien, vloeien,
door niets gestremd,
als bronnen, wier sproeien
geen tijd zelf dempt, -
de oogen, na lange
dorte drenkend,
den drogen wangen
weer kleuren schenkend,
en ruimen zich baan
en verruimen het hart:
- met elken traan
vloeit leed en smart,
| |
[pagina 178]
| |
en vloeien stil aan
tot den nacht, tot den nacht:
iedere traan
schenkt troost en kracht...
|
|