Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] XV. Den snavel open zwerft, bij middagzonneschijn, op afgematte vlerk, verschroeid van dorst, de rave; zij zoekt met doffen blik de bronne, die haar lave, en ploft dan loodzwaar neer en stuiptrekt van de pijn. Zoo stort in 't gloeiend zand van Sahara's woestijn - reeds stierf zijn ros - nog half gesteund op ruwen stave, de pelgrim stervend neer; zijn paarse lippen zijn vol schuim; zieltoogend denkt hij nog aan huis en have. Doch neen! Nog sneeft hij niet! Ver in het Oosten rijzen de frissche oazen op: de groene palmen wijzen ten blauwen hemel; bronnen klaatren vóor zijn voet.... Weer wil hij verder, richt zich op, schept nieuwen moed, wil naar dat lustoord, eind van al zijn foltring, henen.... Een schreê! nog.... en nog éen! En 't hemelsch beeld?.... Verdwenen! Vorige Volgende