Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] VII. In den barren steengrond treurt daar een boom, in het midden der hei. Daar dekt zich de saplooze aarde met des heikruids magere sprei. Oud is de boom! - Onmeetbaar omringt hem de eentonige vlakt'.... Zijn schors is verbrokkeld; zijn kruin schijnt als met bijlen aan splinters gehakt. Die hebben de bliksems gespleten.... Orkanen, dag en nacht, schokten den stam des reuzen heen en weder, met duivelsche kracht.... Zijn hart is verdord; zijn binnenst is uitgemergeld en leeg.... - Zoo ligt de stervende kranke op zijn doodsbed, hijgend, veeg.... [pagina 103] [p. 103] Nog leeft hij, de kranke....: nog trilt daar een tochtje in zijn binnenst;.... nog slaat die pols; nog is 't, of een adem door die reutlende longen gaat.... - En de treurige boom op de heide, wat al wonden hij ook ontving, toch wil hij, toch kán hij niet sterven: hij leeft aan herinnering! En hij droomt. - De stormreus grijpt hem bij de knoestige kruine; - hij droomt! De sneeuwlaag dekt hem onder: de knagende ijswolf koomt en bijt, door de schors heen, in 't harte... Hij droomt.... De Winter is lang.... Doch diep in zijn binnenst borrelt als een wonder sirenengezang....: Eens vloeide aan zijn voet een beke. Het schuldeloos, lieflijk kind beminde het jeugdig boomken.... De boom had haar eerst bemind! [pagina 104] [p. 104] Van genot, aan zijn voeten, bruiste de beek, als de zon haar bescheen! En hemelsche liederen zong zij, handklappende tripte zij heen. En de boom - o! die groeide en bloeide; die liet ruischen zijn prachtig kleed van takken en loovers; die beurde zijne kruine, zoo groen en zoo breed; die spiegelde zich in de wateren, die baadde zijn wortels in 't nat. - Wellustig baadden en slurpten zijn wortels en werden 't niet zat. Toen bulderde een onweer! Vreeslijk gierden de winden; de aard sidderde, en - wijd, op de duinen, scheurde het rotsgevaart. Doch, toen de gebelgde hoofdstof, bedaard, weer ter ruste ging - toen was daar geen heldere vliet meer, die den boom met haar armen omving! [pagina 105] [p. 105] Verwoest was de bedding, vertwijfelend staarde de boom om zich heen.... Geen lied meer! Geen kablende baren.... o Verweesd, o verlaten - alleen.... Gansch ver, langs het Zuiden, aan 't uiteind van de vlakte, blonk nog de vliet.... In de blaakrende zonne blonk hij als paarlen!.... - Hij keerde niet! - Dát droomt op den barren heigrond de boom, vol heimlijken rouw.... Steeds mint hij de heldere beke - Bleef ook de geliefde getrouw? Hij kwijnt;.... hij wil heen naar het water, hij voelt zich zoo eeuwig alleen! En hij boort en hij priemt met zijn wortels door den barren steengrond heen, en hij zoekt en hij wroet door de keien, en hij bijt zich een weg door den grond... Voort! Voort! Zijn dorst wil hij lesschen.... - Een rotsblok: - hij slingert er rond; [pagina 106] [p. 106] hij slingert er rond met zijn wortels, hij wroetelt en dringt steeds voort...., hij roept naar het water - in doodsstrijd.... De wind draagt zijn jammeren voort! Vorige Volgende