Claribella(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] IV. Ik kan niet zingen zonder U: alle vuur ontbreekt, alle rhythmus faalt. Ik kan niet zingen zonder U: mijn keel is droog, mijn geest verdwaalt. Ik zit en waak... Waar toeft Gij nu? Ik waak en krimp van wrange pijn - Ik kan niet zingen zonder U: mijn lied zou louter klagen zijn. En toch - mijn hart is overvol, zoo overvol van U, van U! Mijn arme zinnen gaan op hol... Waar zijt Gij nu? Wat doet Gij nu? Een laaie vlam - in mijne borst verteert mijn hart in stagen gloed. Mijn lippen schroeien als van dorst naar de uwe, - die ik derven moet. [pagina 97] [p. 97] O kussen, die ik derven moet, o kussen, die 'k niet derven kan! Ach, wist ik, wat Gij denkt en doet, en kwaamt Gij dan, en kwaamt Gij dan... En 'k hoor U steeds, nooit hoorensmoe, mij fluistren: ‘Dwaze, lieve man!’ O wist Gij, wat ik denk en doe, en zaagt Gij dat-, Gij schrikte er van! Mijn mond is droog, mijn geest verdwaalt, en slaaploos lijd ik... Rust Gij nu? Ik kan niet zingen, waar Gij faalt, ik kan niet leven - zonder U. Vorige Volgende