Claribella
(1893)–Pol de Mont– Auteursrecht onbekend
[pagina 75]
| |
Scherzo | |
[pagina 77]
| |
RitornellenI.En vraagt gij nu: ‘Wie leerde u rijmen, dichten?’ -
Ik laat niet lang U op het antwoord wachten....
Uw oogen zijn het, die mijn geest verlichtten!
Toen ik voor d' eersten keer, U, Lief, ontmoette,
- een blauwe meidag was het, 's morgens vroege -
weet Gij nog, hoe 'k U toen op rijm begroette?
Snel plukte ik wat jasmijn en hagerozen
en reikte U die, en sprak: ‘o Maagd geprezen,
of ooit wel rozen als uw wangen blozen!’
| |
[pagina 78]
| |
Gij lachte luid met hagelwitte tanden,
liet mij mijn bloemen op uw boezem binden
en drukte mij - erkentlijk - warm de handen.
Toen voelde ik rijm bij rijm mijn mond ontglippen....
Waar ik het haalde, zal ik niet verklappen!
Een heel rispetto borrelde van mijn lippen.
Sinds dien, mijn Lief, o wonder boven wonder!
komt Gij maar even, lichtjes als een vlinder,
voorbijgefladderd met een lach of zonder,
of als de slag der Arno slaat en klotst het
in mij...; mijn hart - gelijk een hamer bonst het,
en dichten moet ik, - klinkt het niet, zoo botst het!Ga naar voetnoot1)
| |
II.Lach nu maar niet, omdat dees liekens klein zijn! -
Zij 't kelkje klein, het kan vol goeden wijn zijn,
zij 't roosje klein, van kleur en geur kan 't rein zijn.
| |
[pagina 79]
| |
Klein is de duif: geen mond, die 't sap niet luste!
Klein is de parel, schoon zij schatten kostte!
Klein is uw mond: wie, die niet graag hem kuste?
Wel klein zijn uwer oogjes fonkelsterren.
Toch deden zij mijn ziel van liefde barnen:
mij volgt hun zoete klaarheid heinde en verre.
Een woord is klein en lichtlijk uit te spreken...
Gods ‘fiat’ deed den chaos vlammen braken,
een ‘neen’ van U kan mij het hart doen breken.
| |
III.Krijgt niet elk jaar elk vogeltje andre veêren,
de boom niet elke Lente nieuwe blâren,
bij kermistijd elk boertje een nieuw pak kleéren?
Zal ik dan steeds hetzelfde liêken neuren,
naar 't benglen van hetzelfde klokje hooren,
denzelfden beker aan de lippen beuren?
| |
[pagina 80]
| |
Zal ik dan steeds hetzelfde mondje kussen?
Moet wroeging mijn arm zieltje verontrusten,
zoo 'k soms al proef van andere ondertusschen?
Slechts wie met vele wijn zijn lippen neschte,
kan weten, welke soort hem 't meeste lustte.
Slechts híj heeft recht te zeggen: Díe is 't beste!’
- Als ik nu ooit van míjne bruid verklare:
‘Die kan u eerst al 't zoet der kusjes leeren!
Nooit kusten lippen zoeter dan de hare!’
Schertst iemand dan: ‘Ei! Vriend! Hoe kunt gij 't weten?’
dan vraag ik stout: ‘Wie zoentjes mocht genieten
van zóo veel lipjes, zal die loognaar heeten?’
|